Home

Centrale Raad van Beroep, 12-12-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2513, 23/1868 IOAW

Centrale Raad van Beroep, 12-12-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2513, 23/1868 IOAW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
12 december 2023
Datum publicatie
2 januari 2024
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:2513
Zaaknummer
23/1868 IOAW

Inhoudsindicatie

De Raad verklaart zich onbevoegd. De stelling van appellant dat de voorzieningenrechter onder verwijzing naar een uitspraak van de Raad van 7 september 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:2141) een onjuiste beoordeling zou hebben verricht, is onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van een evidente schending van de goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk en onafhankelijk proces geen sprake is. Proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 december 2023

23/1868 IOAW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 7 juni 2023, 23/3417 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.J.G. Schroeder, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

Bij de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank met toepassing van artikel 8:84, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist op het verzoek om een voorlopige voorziening van appellant.

In artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder d, van de Awb staat dat tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:84, eerste lid, van de Awb geen hoger beroep kan worden ingesteld.

Volgens vaste rechtspraak – zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 6 augustus 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BX3733) – kan voor doorbreking van een wettelijk appelverbod aanleiding zijn indien sprake is van een evidente schending van eisen van een goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is. Deze situatie doet zich hier niet voor. De stelling van appellant dat de voorzieningenrechter onder verwijzing naar een uitspraak van de Raad van 7 september 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:2141) een onjuiste beoordeling zou hebben verricht, is onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van een evidente schending van de goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk en onafhankelijk proces geen sprake is.

De Raad is kennelijk onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.

De Raad ziet aanleiding te bepalen dat het in hoger beroep betaalde griffierecht door de griffier aan appellant wordt terugbetaald.

Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

- verklaart zich onbevoegd;

- bepaalt dat het betaalde griffierecht van € 136,- door de griffier van de Centrale Raad van Beroep aan appellant wordt terugbetaald.

Deze uitspraak is gedaan door J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2023.

Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.