Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-07-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:6551, 200.201.060

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-07-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:6551, 200.201.060

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
17 juli 2018
Datum publicatie
24 juli 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:6551
Formele relaties
Zaaknummer
200.201.060

Inhoudsindicatie

Effectenlease. Waiver-zaak. Verklaring voor recht toegewezen. Geen misbruik van bevoegdheid. Mogelijke vorderingen wegens advisering door tussenpersoon, onjuiste afrekenkoersen en buitengerechtelijke kosten niet aannemelijk geworden. In rekening brengen resterende termijnen niet oneerlijk in de zin van Richtlijn oneerlijke bedingen.

Uitspraak

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.201.060

(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede: 3578960)

arrest van 17 juli 2018

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: [appellant] ,

advocaat: mr. J.B. Maliepaard,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Dexia Nederland B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

geïntimeerde,in eerste aanleg: eiseres,

hierna: Dexia,

advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 12 mei 2015, dat de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, heeft gewezen.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep van 12 augustus 2015, hersteld bij exploot van 14 december 2015,

- de memorie van grieven, met producties,

- de memorie van antwoord, met producties,

- een akte van [appellant] ,- een antwoordakte van Dexia.

2.2

Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3. De vaststaande feiten

3.1

Tussen Dexia (als rechtsopvolgster van (onder meer) Bank Labouchere N.V.) en [appellant] is op 5 oktober 2000 een effectenleaseovereenkomst tot stand gekomen genaamd “Capital Effect Maandbetaling” met contractnummer [contractnummer] (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst is aangegaan voor de duur van 240 maanden (20 jaar). De totaal overeengekomen leasesom bedroeg € 27.086,40, bestaande uit een hoofdsom van € 10.583,55 en een rentesom van € 16.502,85. Onderaan de overeenkomst is onder de handtekening van de lessee vermeld “Adviseur: ATP00913 Finans Verzekeringen”.

3.2

Bij brief van omstreeks 10 juni 2004 heeft Dexia aan [appellant] een eindafrekening verzonden in verband met de voortijdige beëindiging van de overeenkomst. In de eindafrekening is vermeld dat de overeenkomst in een batig saldo van € 7.166,58 heeft geresulteerd. Dit bedrag is nadien gecorrigeerd door Dexia, zodat de overeenkomst in een restschuld van € 4.233,42 is geëindigd.

3.3

[appellant] heeft op grond van de overeenkomst in totaal € 4.965,84 aan termijnen aan Dexia voldaan en heeft € 879,88 aan dividenden ontvangen.

3.4

Op 25 januari 2007 heeft het Gerechtshof Amsterdam de zogeheten “Duisenberg-regeling” voor aandelenleaseproducten algemeen verbindend verklaard in de zin van de Wet op de Collectieve Afwikkeling Massaschade (ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ7033). [appellant] heeft door middel van een “opt-out” verklaring in de zin van artikel 7:908 lid 2 BW aangegeven niet aan de voornoemde regeling gebonden te willen zijn.

3.5

Bij brief van 12 juli 2007 heeft Leaseproces B.V. (hierna: Leaseproces) namens [appellant] aan Dexia bericht dat zij de overeenkomsten vernietigt, althans ontbindt, en is Dexia gesommeerd om binnen twee weken alle door [appellant] betaalde bedragen vermeerderd met wettelijke rente, terug te betalen, alsmede BKR te Tiel op de hoogte te stellen over de nietigheid van de overeenkomst.

3.6

In zijn arresten van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC:2837) en 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH2815) heeft de Hoge Raad een oordeel gegeven over de rechtsregels en beoordelingsmaatstaven die van toepassing zijn op effectenleasezaken als de onderhavige. Op 1 december 2009 heeft het Gerechtshof Amsterdam in een viertal arresten (ECLI:NL:GHAMS:2009:BK:4978, BK4981, BK4982 en BK4983) de uitspraak van de Hoge Raad uitgewerkt in het zogeheten “hofmodel”. In zijn arrest van 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het hof daarmee een juiste toepassing heeft gegeven aan de eerder bedoelde maatstaven.

3.7

Bij brief van 25 januari 2012 heeft Leaseproces namens [appellant] aan Dexia bericht dat [appellant] zich zijn rechten ten aanzien van alle vorderingen op Dexia voorbehoudt.

3.8

De gemachtigde van Dexia heeft [appellant] bij brieven van 14 augustus 2014 en 28 augustus 2014 de mogelijkheid geboden aan te tonen dat hij nog recht zou hebben op schadevergoeding. Indien [appellant] zou menen geen recht meer te hebben op enige schadevergoeding, kan hij de bijgevoegde “waiver” ondertekenen en retourneren. [appellant] heeft de waiver niet ondertekend en geretourneerd.

4 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1

Dexia heeft in eerste aanleg na eiswijziging samengevat gevorderd een verklaring voor recht dat Dexia ten aanzien van de tussen haar en [appellant] gesloten overeenkomst met contractnummer [contractnummer] een bedrag van € 2.822,28 verschuldigd is, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de eindafrekening, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.

4.2

De kantonrechter heeft de gevraagde verklaring voor recht toegewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.

5 De motivering van de beslissing in hoger beroep

6 De slotsom

7 De beslissing