Home

Gerechtshof Leeuwarden, 30-05-2011, BQ6588, 24-000914-10

Gerechtshof Leeuwarden, 30-05-2011, BQ6588, 24-000914-10

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
30 mei 2011
Datum publicatie
31 mei 2011
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6588
Formele relaties
Zaaknummer
24-000914-10

Inhoudsindicatie

Het hof bevestigt het vonnis in eerste aanleg, met uitzondering van de beslissing op de vordering benadeelde partij. De vordering wordt in hoger beroep toegewezen tot een bedrag van € 15.663,17 en voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden

Sector strafrecht

Parketnummer: 24-000914-10

Uitspraak d.d.: 30 mei 2011

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van

1 april 2010 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1988],

wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde tot een werkstraf van 180 uren, subsidiair te vervangen door 90 dagen hechtenis en toewijzing van de vordering benadeelde partij tot een bedrag van € 2.125,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr.

H.J. Veen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom dient het vonnis waarvan beroep met overneming van die gronden te worden bevestigd, behalve voor zover het betreft de beslissing op de vordering benadeelde partij.

Gezien het vorenstaande zal het vonnis waarvan beroep op dat onderdeel worden vernietigd en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 16.348,67. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 8.207,25. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.

Met betrekking tot de verschillende schadeposten stelt het hof het navolgende vast.

Vervangen sloten

De benadeelde partij gaf ter terechtzitting van het hof op dat alle sloten, waarop de bij het strafbare feit gebruikte loper paste, zijn vervangen, omdat deze loper niet weer in het bezit van de benadeelde partij is gekomen. De daarmee gemoeide kosten zijn begroot op € 3.573,90. Het hof stelt vast dat deze schade rechtstreeks verband houdt met het strafbare feit en zal deze post daarom volledig toewijzen.

Diefstal geld cliënten

De benadeelde partij heeft onder deze post het weggenomen geldbedrag begroot op

€ 2.000,--. Naar het oordeel van het hof is echter onvoldoende komen vast te staan dat dit bedrag is buitgemaakt. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat aanvankelijk een substantieel lager bedrag als zijnde ontvreemd was opgegeven. Voor de hoogte van het buitgemaakte bedrag zal het hof daarom uitgaan van hetgeen medeverdachte [medeverdachte], die (ook) hierover opening van zaken lijkt te hebben gegeven, hierover op 14 december 2009 bij de politie heeft verklaard, namelijk dat het een bedrag van € 1.650,-- betrof. Het hof zal deze schadepost, mede in aanmerking genomen het feit dat zij van de zijde van de verdachte niet dan wel onvoldoende onderbouwd is betwist, toewijzen tot dit bedrag.

Onderzoek bedrijfsrecherche

De benadeelde partij zag zich genoodzaakt de bedrijfsrecherche in te schakelen, nu de bij de bewoners en het personeel ontstane onrust zo snel mogelijk weggenomen diende te worden en de prioriteit van de politie niet bij deze zaak lag.

Het hof acht, anders dan de raadsman, zowel het maken van de kosten als de omvang ervan redelijk en zal deze post toewijzen. Dit, met dien verstande dat - conform het oordeel van de rechtbank - de crediteurskosten niet bij de factuur van Hoffmann Bedrijfsrecherche moeten worden opgeteld, zoals in de vordering is gedaan, maar moeten worden afgetrokken. Na aftrek bedraagt deze schadepost € 8.082,25.

Aanschaf nieuwe geldkistjes

De benadeelde partij vordert een bedrag van € 125,-- wegens de aanschaf van nieuwe geldkistjes ter vervanging van de weggenomen geldkistjes. Het hof stelt vast dat deze kosten rechtstreeks uit het strafbare feit voortvloeien en dat de hoogte van het bedrag niet onredelijk is. Deze post zal daarom volledig toegewezen worden.

Personeelskosten

De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.232,02 aan personeelskosten. Deze kosten omvatten de werkuren van 20 medewerkers in verband met de interviews met de bedrijfsrecherche (€ 288,40), de extra inzet van het unithoofd (€ 728,64), de kerncoördinator (€ 254,74) en de facilitaire dienst (€ 612,24) en een (retour)kilometervergoeding van het personeel om naar de hiervoor genoemde interviews te komen (€ 348,--). Het hof acht zowel het maken als de hoogte van deze kosten redelijk en zal deze post volledig toewijzen.

Gelet op het vorenstaande zal de vordering van de benadeelde partij worden toegewezen tot een bedrag van € 15.663,17 (€ 3.573,90 + € 1.650,-- + € 8.082,25 + € 125,-- + € 2.232,02), met dien verstande, dat indien de mededaders van verdachte dit bedrag of een gedeelte daarvan hebben betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.

Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in haar vordering niet worden ontvangen.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 24c, 36f en 310, 311, van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing op de vordering benadeelde partij en doet in zoverre opnieuw recht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde] terzake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 15.663,17 (vijftienduizend zeshonderddrieënzestig euro en zeventien cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen..

Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van EUR 15.663,17 (vijftienduizend zeshonderddrieënzestig euro en zeventien cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 112 (honderdtwaalf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.

Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Bepaalt dat indien en voorzover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.

Aldus gewezen door

mr. A.J. Rietveld, voorzitter,

mr. K.J. van Dijk en mr. W. Foppen, raadsheren,

in tegenwoordigheid van K.J. Reinke, griffier,

en op 30 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

mr. A.J. Rietveld is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.