Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 28-12-2010, BO9119, 22-006161-09

Gerechtshof 's-Gravenhage, 28-12-2010, BO9119, 22-006161-09

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
28 december 2010
Datum publicatie
28 december 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2010:BO9119
Formele relaties
Zaaknummer
22-006161-09

Inhoudsindicatie

Doodslag.

De verdachte heeft een man van het leven beroofd door hem meerdere malen met een scherprandig en/of klievend/snijdend en/of perforerend voorwerp te steken.

Gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006161-09

Parketnummers: 09-753105-09

Datum uitspraak: 28 december 2010

TEGENSPRAAK

Gerechtshof te 's-Gravenhage

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 november 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië) op [geboortedag] 1973,

[adres],

thans gedetineerd in PI Midden Holland - HvB De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van

18 juni 2010 en 14 december 2010.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het meer subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, zoals nader omschreven in het vonnis.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 18 december 2008 te Leiden opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans een scherp(randig) en/of klievend/snijdend en/of perforerend voorwerp meermalen, althans eenmaal gestoken in de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of met een briefopener, althans een (niet scherprandig) puntig perforerend voorwerp, meermalen, althans eenmaal gestoken in de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;

Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 18 december 2008 te Leiden opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een mes, althans een scherp(randig) en/of klievend/snijdend en/of perforerend voorwerp meermalen, althans eenmaal gestoken in de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of met een briefopener, althans een (niet scherprandig) puntig perforerend voorwerp, meermalen, althans eenmaal gestoken in de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal, althans verduistering, van een bankpas en/of de inhoud van een portemonnee en/of drie, althans een of meer schilderij(en), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;

meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 18 december 2008 te Leiden opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een mes, althans een scherp(randig) en/of klievend/snijdend en/of perforerend voorwerp meermalen, althans eenmaal gestoken in de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of met een briefopener, althans een (niet scherprandig) puntig perforerend voorwerp, meermalen, althans eenmaal gestoken in de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

De verklaringen van [getuige A] ('[naam]')

De raadsman heeft bij pleidooi - op gronden als nader weergegeven in zijn ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota - betoogd dat door politie en/of justitie toezeggingen zijn gedaan aan [getuige A] in ruil voor het afleggen van een verklaring, waarbij niet is voldaan aan de eisen die de wet daaraan stelt. Dit heeft geleid tot onherstelbare vormverzuimen in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De verklaringen van [getuige A] dienen volgens de raadsman derhalve te worden uitgesloten van het bewijs. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat voornoemde verzuimen dienen te leiden tot strafvermindering. Voorts heeft de raadsman betoogd dat de verklaringen van [getuige A] onbetrouwbaar zijn en om die reden dienen te worden uitgesloten van het bewijs.

Het hof overweegt als volgt.

Het verweer met betrekking tot de gestelde vormverzuimen

Uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 6 juli 20091 en het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 3] d.d. 14 oktober 20092 volgt, zakelijk weergegeven, onder meer dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] aan [getuige A] voornoemd hebben medegedeeld dat

- een medewerker van de Reclassering aan de zaaksofficier had verteld dat voornoemde medewerker voornemens was in het uit te brengen reclasseringsrapport te adviseren om [getuige A] in het afkickprogramma Triple-ex van Parnassia te plaatsen;

- de adresgegevens van zijn vriendin niet in het proces-verbaal van haar verhoor zou worden opgenomen;

- de verdachte zo spoedig mogelijk zou worden overgeplaatst naar een ander huis van bewaring.

Dit zijn naar het oordeel van het hof geen toezeggingen of afspraken in de zin van artikel 226g lid 2 dan wel lid 4 Sv, zoals door de raadsman is betoogd. Het hof overweegt aangaande de voornoemde mededelingen van de verbalisanten respectievelijk als volgt:

- aan [getuige A] is blijkens de stukken door de verbalisanten slechts medegedeeld dat een medewerker van de Reclassering voornemens was te adviseren om [getuige A] in het afkickprogramma Triple-ex te plaatsen. De verbalisanten hebben de getuige niet toegezegd dat dit ook daadwerkelijk zou gebeuren. Er is dan ook geen sprake van een afspraak dan wel een toezegging gedaan door politie en/of justitie aan de getuige zoals bedoeld in artikel 226g Sv;

- de politie heeft de adresgegevens van de vriendin van [getuige A] niet in het proces-verbaal van haar verhoor opgenomen in het kader van haar veiligheid en niet in ruil voor het afleggen van een verklaring door [getuige A];

- de politie had reeds besloten dat het in verband met het bewaren van de rust in het huis van bewaring en om confrontaties te voorkomen zeer wenselijk zou zijn dat de verdachte zou worden overgeplaatst naar een andere gevangenis, indien en voorzover [getuige A] een belastende verklaring zou afleggen ten aanzien van de verdachte.

Voorts blijkt uit het in het procesdossier gevoegde ambtsbericht d.d. 4 november 2010 van de officier van justitie S.M. van der Kallen dat zij geen toezeggingen heeft gedaan aan [getuige A] ten aanzien van plaatsing in "Triple-Ex" of in een open inrichting. Tenslotte blijkt ook uit de overige inhoud van het dossier niet dat aan de getuige [getuige A] toezeggingen zijn gedaan in ruil voor een door hem af te leggen of afgelegde verklaring.

Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat er door politie en justitie geen afspraken zijn gemaakt met de getuige [getuige A] in de zin van artikel 226g lid 2 dan wel lid 4 Sv. Derhalve is er ook geen sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Het verweer wordt verworpen.

Het verweer met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige A]

Door de verdediging is met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuige [getuige A] voornoemd gesteld dat hij, [getuige A], het voorgeleidingsdossier van verdachte moet hebben ingezien en dat hij daaruit de kennis moet hebben opgedaan dat het slachtoffer is neergestoken. Ook zou het volgens de verdediging mogelijk zijn dat [getuige A] de "daderinformatie" inderdaad van de dader heeft gekregen, maar dat dat iemand anders is dan [verdachte].

Het hof acht de verklaringen van de getuige [getuige A] die hij op 29 april 2009 tegenover de politie en op 20 augustus 2009 tegenover de rechter-commissaris heeft afgelegd, betrouwbaar. Het hof is van oordeel dat deze verklaringen voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Het hof verwerpt derhalve het verweer en overweegt dienaangaande als volgt.

Naar het oordeel van het hof heeft de getuige [getuige A] zowel op 29 april 2009 tegenover de politie als op 20 augustus 2009 tegenover de rechter-commissaris gedetailleerde en consistente verklaringen afgelegd. Bovendien komen de verklaringen op essentiële punten met elkaar overeen.

Aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige A] draagt voorts bij dat de wetenschap van [getuige A] omtrent de manier waarop het slachtoffer om het leven is gebracht en omtrent de aanwezigheid van bloedspetters van het slachtoffer op de jas van de verdachte, rechtstreeks afkomstig moet zijn van de verdachte nu niet aannemelijk is geworden dat hij op een andere wijze aan deze informatie is gekomen.

Wat betreft een mogelijke inzage door de getuige [getuige A] in het voorgeleidingsdossier merkt het hof op dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg op 4 november 2009 verklaard heeft dat hij het voorgeleidingsdossier niet in zijn cel heeft gehad. [getuige A] heeft op 1 september 2010 als getuige tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij eens twee stappen in de cel van [verdachte] is geweest. Hij wilde [verdachte] iets vragen, maar moest van hem de cel uit. Het hof neemt voorts in aanmerking dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de getuige, die op dat moment vast zat, voor 29 april 2009 bekend is geraakt met de inhoud van het deskundigenrapport van het NFI d.d. 16 april 2009 (blijkens de op dat rapport geplaatste stempel ingekomen ten parkette op 17 april 2009).

Bovendien staat voor het hof vast dat het gesprek, waarin de verdachte aan [getuige A] heeft verteld dat hij degene is geweest die het slachtoffer heeft neergestoken en dat er nog bloedspetters van het slachtoffer op zijn, verdachtes, jas zaten, ruim voor 16 april 2009 heeft plaatsgevonden, nu de getuige heeft verklaard dat het desbetreffende gesprek ongeveer één of twee weken na het einde van de beperkingen van verdachte (d.d. 13 maart 2009) heeft plaatsgevonden. Daarbij komt dat een andere getuige genaamd [getuige B] al op 28 maart 2009 (een maand voordat [getuige A] zijn verklaring bij de politie heeft afgelegd) de politie heeft gebeld met de mededeling dat hij op 27 maart 2009 van [persoon A] (de echtgenoot van de oom van de vriendin van [getuige A]) had gehoord dat de verdachte aan [getuige A] had verteld dat hij het slachtoffer had neergestoken. Dat het slachtoffer was neergestoken en dat onderzoek aan het jack werd gedaan, was op dat moment nog niet door de politie bekend gemaakt. [Persoon A] had dit verhaal gehoord van de vriendin van [getuige A]. Tenslotte merkt het hof op dat de getuige [getuige A] zich niet rechtstreeks tot de politie heeft gewend. Slechts bij toeval is de politie op de hoogte gesteld van de gesprekken die de verdachte met [getuige A] heeft gevoerd. Ook dit sterkt het hof in de overtuiging dat de inhoud van de gesprekken die tussen [getuige A] en de verdachte hebben plaatsgevonden, is zoals door [getuige A] is verklaard.

De bloedsporen op de jas van de verdachte

De raadsman heeft bij pleidooi - op gronden als nader weergegeven in zijn ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota - betoogd dat de het onderzoek met betrekking tot het DNA-materiaal dat op de jas van de verdachte is aangetroffen om diverse redenenen niet betrouwbaar is, en dat daarom de onderzoeksresultaten dienen te worden uitgesloten van het bewijs.

Het hof verwerpt dit verweer en overweegt dienaangaande als volgt.

De verdediging voert terecht aan dat bij aanvang van het DNA-onderzoek door het NFI is geconstateerd dat de verpakkingen (enveloppen) van het onderzoeksmateriaal met kenmerken AAAY3575NL en AAAY3576NL niet waren afgesloten en dat de verpakking van onderzoeksmateriaal met kenmerk AAAY3575NL leeg was, zodat dit materiaal niet onderzocht is kunnen worden. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat dit een zeer kwalijke gang van zaken is. Het hof is echter van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat het onderzoeksmateriaal met kenmerk AAAY3576NL#1 en AAAY3576NL#2 besmet is geraakt met andere sporen dan wel heeft blootgestaan aan contaminatie. Uit het deskundigenrapport van het NFI d.d. 5 juni 2009

(nr. 2008.12.19.039) volgt ook niet dat het onderzoek of het resultaat van het onderzoek op enigerlei wijze is beïnvloed door deze gang van zaken. Het hof acht de bevindingen uit dit rapport derhalve betrouwbaar en is van oordeel dat de resultaten van het vergelijkend

DNA-onderzoek naar de bemonstering AAAY3576NL#1 en AAAY3576NL#2 bruikbaar zijn voor het bewijs. Het hof stelt vast dat niets eraan in de weg heeft gestaan dat een verzoek tot het doen van tegenonderzoek ten aanzien van laatstgenoemde bemonsteringen gedaan werd. Zulk een verzoek is evenwel niet gedaan.

Een alternatief scenario

De raadsman heeft bij pleidooi - op gronden als nader weergegeven in zijn ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota - betoogd dat er aanwijzingen in het dossier zijn die zouden kunnen wijzen op een ander scenario dan zoals door de rechtbank is bewezen verklaard, waarbij dan een ander dan de verdachte het slachtoffer heeft gedood.

Het hof stelt vast dat er uitvoerig en grondig onderzoek is gedaan naar de zaak, mede gelet op het aantal getuigen dat is gehoord, het aantal onderzoekshandelingen dat is verricht en de omvang en reikwijdte van het procesdossier. Er is rekening gehouden met diverse scenario's en verschillende onderzoeksrichtingen zijn uitgezet en, voor zover mogelijk, onderzocht. Zo is ook rekening gehouden met het scenario dat het slachtoffer is gedood door een onbekende man en/of dat er sprake is geweest van een roofmoord. Het hof is echter van oordeel dat het procesdossier geen aanknopingspunten oplevert voor een scenario zoals door de raadsman is omschreven. Dat er in de woning van de verdachte sporen zijn aangetroffen van (een) onbekend(e) perso(o)n(en) doet hier niet aan af, nu niet aannemelijk is geworden dat deze sporen delictgerelateerd zijn.

Voorts volgt uit verschillende verklaringen dat de verdachte verschillende malen heeft gedreigd het slachtoffer te doden.

Zo heeft de getuige [getuige C] verklaard dat zij de verdachte vaak in de buurt van de woning van het slachtoffer heeft zien lopen en dat de verdachte tegen haar heeft geroepen: "Hij heeft mij bedrogen. (...) Ik vermoord hem als hij het nog een keer doet".3

De getuige [getuige D] heeft tegenover de politie verklaard dat de verdachte tegen hem heeft gezegd: "Als ik [slachtoffer] nog één keer met een andere jongen zie, dan vermoord ik hem".4

De getuige [getuige E] heeft tegenover de politie verklaard dat het slachtoffer regelmatig in haar winkel kwam. Op een dag vertelde het slachtoffer aan [getuige E] dat de verdachte hem overal achterna liep en dat hij de verdachte zojuist was tegengekomen en dat de verdachte tegen hem had gezegd dat hij (de verdachte) hem (het slachtoffer) kapot zou maken5.

Vrijspraak

Evenals door de advocaat-generaal is betoogd, is het oordeel van het hof dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 18 december 2008 te Leiden opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een scherprandig en/of klievend/snijdend en/of perforerend voorwerp meermalen gestoken in de borst van die [slachtoffer] en/of met een puntig perforerend voorwerp gestoken in de borst van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Strafmotivering

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft een man van het leven beroofd door hem meerdere malen met een scherprandig en/of klievend/snijdend en/of perforerend voorwerp te steken. Dit is gebeurd in de woning van het slachtoffer, juist een plaats waar men zich veilig waant.

Door het handelen van verdachte is aan het slachtoffer het kostbaarste dat een mens bezit,het leven ontnomen en is onherstelbaar leed aan zijn nabestaanden toegebracht. Een feit als het onderhavige draagt ook een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en brengt ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer gevoelens van verbijstering, angst en onveiligheid teweeg.

Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 december 2010 is de verdachte niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.

Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.

Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]

In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 1545,26.

In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, tot een bedrag van € 1.179,95, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.

De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.

Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat hij tot een bedrag van € 1.179,95 materiële schade heeft geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het meer subsidiair bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen. Het hof heeft hierbij gelet op artikel 6:108, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek.

Blijkens de voorhanden stukken zijn de begrafeniskosten voor het overige vergoed uit hoofde van een uitvaartverzekering. In zoverre is derhalve geen schade door de benadeelde partij geleden. De vordering zal derhalve voor dat deel worden afgewezen.

Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij]

Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van

€ 1.179,95 aansprakelijk is voor de schade die door het meer subsidiair bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van [benadeelde partij].

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.

Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van

10 (tien) jaren.

Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij tot een bedrag van

€ 1.179,95 (duizend honderdnegenenzeventig euro en vijfennegentig cent)

en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] voor het overige af.

Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van aan de Staat een bedrag te betalen van

€ 1.179,95 (duizend honderdnegenenzeventig euro en vijfennegentig cent)

bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van

21 (eenentwintig) dagen,

met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.

Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.

Dit arrest is gewezen door mr. A.M.P. Gaakeer, mr. T.W.H.E. Schmitz en mr. G. Knobbout, in bijzijn van de griffier mr. J.J. Prins.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 december 2010.

1 pagina 6290 van het proces-verbaal met dossiernummer PL 1640/08-010748

2 pagina 6294 van het proces-verbaal met dossiernummer PL 1640/08-010748

3 Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige C], pagina 2531 e.v. van het proces-verbaal met dossiernummer PL 1640/08-010748

4 Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige D], pagina 2581 van het proces-verbaal met dossiernummer PL 1640/08-010748

5 Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige E], pagina 2676 e.v. van het proces-verbaal met dossiernummer PL 1640/08-010748