Home

Hoge Raad, 25-09-2007, BA7694, 03405/06

Hoge Raad, 25-09-2007, BA7694, 03405/06

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 september 2007
Datum publicatie
25 september 2007
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:BA7694
Formele relaties
Zaaknummer
03405/06
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 359

Inhoudsindicatie

Bewijsklachten. De bewezenverklaringen van feit 1 en 2 zijn niet naar de eisen der wet met redenen omkleed. Verder kan uit de gebezigde bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat verdachte het onder 3 bewezenverklaarde heeft begaan. Ook de bewezenverklaring van feit 4 is ontoereikend gemotiveerd.

Uitspraak

25 september 2007

Strafkamer

nr. 03405/06

LBS/RR

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 oktober 2005, nummer 22/007113-04, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Haaglanden" te Zoetermeer.

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 8 november 2004 - de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding onder 2 primair, 4 primair en 5. tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 1. "handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie" en 2. en 4. "schuldheling, meermalen gepleegd" en 3. "de voortgezette handeling van diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen veroordeeld tot zes jaren gevangenisstraf.

2. Geding in cassatie

Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak ter zake van feit 5 - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen voor zover het betreft de feiten 1, 2 en 3 en de strafoplegging en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

3. Beoordeling van het eerste middel

3.1. Het middel behelst de klacht dat het onder 1 bewezenverklaarde feit niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, nu daaruit niet kan volgen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie.

3.2.1. Overeenkomstig de inleidende dagvaarding onder 1 is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:

"hij in de periode van 11 november 2003 tot en met 13 november 2003 te Wassenaar een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Glock, type 19, kaliber 9mm para), en munitie van categorie III, te weten veertien patronen (merk Lapua, kaliber 9mm) voorhanden heeft gehad."

3.2.2. Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:

1. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:

"Ik word [verdachte] genoemd. Mijn vaste vriendin is [betrokkene 1] en zij woont aan de [a-straat 1] te [woonplaats]. Ik woon daar ook. Het is juist dat ik op 11 november 2003 en 12 november 2003 te Wassenaar in het hotel/restaurant '[het hotel]' ben geweest en daar heb ik toen de nacht doorgebracht. Ik ben daar op 11 november 2003 met een gehuurde Opel Meriva met kenteken [AA-00-BB] naartoe gereden. Ik reed zelf, alleen ik had daar toen de beschikking over de auto en ik had de autosleutels in mijn bezit. Ik heb de auto geparkeerd op het parkeerterrein van '[het hotel]'."

2. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

"U vertelt mij dat [betrokkene 1] een Opel Meriva heeft gehuurd. Ik heb in die auto gereden. Ik gaf [betrokkene 1] in de huurperiode iedere week een bedrag voor de huur van de auto. Zij heeft de auto op mijn verzoek gehuurd."

3. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1]:

"Op 13 november 2003 werd ik in mijn hoedanigheid van security-manager gebeld door een personeelslid van het hotel/restaurant '[het hotel]', gevestigd te Wassenaar. Ik kreeg te horen dat men bij het schoonmaken van een kamer een sleutel van een auto gevonden had, met daaraan een label van ons bedrijf. Het ging om een personenauto merk Opel, type Meriva voorzien van het kenteken [AA-00-BB].

Uit het geautomatiseerde systeem bleek mij, dat deze auto was gehuurd door [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1977, wonende te [woonplaats] aan de [a-straat 1]. Op dezelfde dag ben ik naar het genoemde hotel/restaurant '[het hotel]' te Wassenaar gegaan. Op het parkeerterrein stond de betreffende auto. In de auto in de lade onder de bijrijderstoel werd door mij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen."

4. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

"Op 13 november 2003 verscheen [getuige 1] aan bureau Laak te 's-Gravenhage. Hij overhandigde een pistool, merk Glock, alsmede 14 stuks munitie voor dit wapen. Een en ander was door hem aangetroffen in een Opel Meriva op het parkeerterrein van '[het hotel]' te Wassenaar."

5. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

"Het in bewijsmiddel 4 bedoelde en inbeslaggenomene is een pistool van het merk Glock, type 19, kaliber 9 mm para. Dit pistool is niet voorzien van een serienummer. Het voorwerp is geschikt om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van art. 1, onder 3, gelet op art. 2, lid 1, categorie III onder 1 van de WWM. Bij dat pistool waren 14 projectielen als voor dit vuurwapen geschikte munitie, zijnde van het merk Lapua, kaliber 9 mm."

6. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:

"Ik hoor van u dat één vuurwapen is aangetroffen in een door mij gehuurde auto. Ik weet helemaal niets van een vuurwapen af. Ik heb inderdaad die auto gehuurd voor de mij bekende [verdachte]. De auto was een Opel Meriva. Verhoeve bleef wel eens meerdere dagen weg met die auto. Ik kreeg steeds geld van [verdachte] om de huur van die auto te verlengen."

3.2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 3 oktober 2005 houdt als verklaring van de verdachte onder meer het volgende in:

"Het is juist dat ik op 11 november 2003 en 12 november 2003 te Wassenaar in hotel/restaurant [het hotel] ben geweest en daar heb ik toen de nacht doorgebracht. Ik ben daar op 11 november 2003 met een gehuurde Opel Meriva met kenteken [AA-00-BB] naartoe gereden, maar ik wist niet dat er een wapen in de auto lag. Ik reed zelf, alleen ik had daar toen de beschikking over de auto en ik had de autosleutels in mijn bezit. Ik heb de auto geparkeerd op het parkeerterrein van '[het hotel]'. Ik gaf mijn legitimatie af en ik ben onder mijn eigen naam ingeschreven. Ik vind het ook raar dat ik de volgende dag, 12 november 2003, niet met de auto naar huis ben gegaan. Ik weet niet wat er door mij heen is gegaan."

3.3. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat op 13 november 2003 in een gehuurde auto, waarvan de verdachte gebruik maakte en die zich op dat moment op de parkeerplaats van een hotel bevond, een vuurwapen en munitie zijn aangetroffen. Mede in aanmerking genomen dat de verdachte heeft verklaard niet te hebben geweten dat er een vuurwapen in de auto lag, is het kennelijke oordeel van het Hof dat sprake is geweest van een meer of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid van dat wapen en de munitie niet zonder meer begrijpelijk, zodat de bewezenverklaring in zoverre niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.

3.4. Het middel is terecht voorgesteld.

4. Beoordeling van het tweede middel

4.1. Het middel behelst de klacht dat het onder 2 bewezenverklaarde feit niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, nu daaruit niet kan volgen dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de telefoon van diefstal afkomstig was.

4.2.1. Overeenkomstig de inleidende dagvaarding onder 2 subsidiair is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:

"hij in de periode van 02 november 2003 tot en met 12 november 2003 te Wassenaar een mobiele telefoon (merk Siemens C35) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."

4.2.2. Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:

a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:

"Toen ik van 11 november tot op 12 november te Wassenaar in '[het hotel]' was, heb ik in de hotelkamer gebruik gemaakt van een daar aanwezige mobiele telefoon van het merk Siemens C35. Deze mobiele telefoon was niet van mij. Verder kan ik zeggen dat mijn zus [betrokkene 2] heet."

b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:

"Ik doe aangifte van diefstal door middel van insluiping. Ik doe aangifte namens mijn vrouw, [betrokkene 4], en ben hiertoe door haar gerechtigd. Ik ben eigenaar van de woning op de [b-straat 1] in [plaats A]. Op 2 november 2003 zat ik voor de televisie in mijn woning. Ik hoorde wat gestommel vanuit de keuken en ben gaan kijken. Ik zag dat de tas van mijn vrouw openstond. Later liep mijn vrouw naar de keuken en zag dat haar mobiele telefoon uit haar tas was weggenomen. Niemand had het recht of toestemming tot het wegnemen van de mobiele telefoon."

c. een schriftelijke verklaring opgemaakt en ondertekend door [betrokkene 3], voor zover inhoudende:

"De onder bewijsmiddel (de Hoge Raad leest:) b bedoelde mobiele telefoon is een Siemens C35."

d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2]:

"Ik ben als medewerker receptie werkzaam bij Hotel [het hotel] te Wassenaar. Vanuit de hoteladministratie was mij bekend dat op 11 november 2003 een persoon zich in het hotel had ingeschreven onder de naam [verachte]. [Verdachte] had kamer 129 voor een (1) nacht gehuurd. Op 12 november 2003 zag ik [verdachte], de man van kamer 129, de receptie binnen komen lopen. [Verdachte] vroeg mij of ik een taxi voor hem wilde bellen. Ik heb toen [betrokkene 5] van het taxibedrijf "[...]" voor hem gebeld. Omstreeks 14.40 uur is hij door de taxi opgehaald. Een kwartiertje later belde ik [betrokkene 5] en hij vertelde mij dat hij de man op een adres in de [a-straat] in [woonplaats] had afgezet. Direct na het vertrek van [verdachte] werd kamer 129 schoongemaakt. Na het schoonmaken kwam de schoonmaakster naar mij toe en gaf mij een GSM van het merk Siemens."

e. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

"Op 1 december 2003 toonde ik in Hotel [het hotel] te Wassenaar een video-opname aan getuige [getuige 2]. De video-opname betrof de opname die op 27 oktober 2003 door de bewakingscamera van autoverhuurbedrijf Europcar van een man en een vrouw aan de verhuurbalie gemaakt waren. De personen die op deze video te zien waren, zijn genaamd:

[betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] en [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats].

Nadat getuige [getuige 2] deze video-opname had gezien verklaarde hij tegenover mij dat hij de op de video-opname staande man herkende en dat deze overeenkwam met de in zijn verklaring genoemde man, die kamer 129 had gehuurd."

f. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

"Op 30 november 2003 heb ik, verbalisant, op internet van een groot aantal van de in de, nader te specificeren, GSM voorgeprogrammeerde nummers de bijbehorende tenaamstelling gevonden. Deze GSM betrof een Siemens C35, die op 12 november 2003 werd aangetroffen in hotelkamer 129 in hotel [het hotel] te Wassenaar. In de GSM stond onder andere een lijstje met laatst gekozen nummers. Een (1) van die nummers stond in de GSM met de vermelding: Thuis. Het daarbij behorende nummer was [001]. In het bedrijfsprocessensysteem van de Regio

Brabant Zuid-Oost bleek een aangifte van insluiping te zijn opgenomen van: [betrokkene 3], wonende aan de [b-straat 1] te [plaats A]. Op 2 december 2003 sprak ik, verbalisant, telefonisch met [betrokkene 3]. Hij kon mij aangeven dat bij de insluiping in zijn woning op 2 november 2003 een GSM, merk Siemens, type C35, was ontvreemd."

4.3. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat de verdachte het onder 2 bewezenverklaarde feit heeft begaan, met name niet wat betreft het onderdeel dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de telefoon door misdrijf verkregen was. De bewezenverklaring van dat feit is dus niet naar de eis der wet met redenen omkleed.

4.4. Het middel is terecht voorgesteld.

5. Beoordeling van het derde middel

5.1. Het middel behelst de klacht dat de onder 3 en 4 bewezenverklaarde feiten niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kunnen volgen, nu de enkele omstandigheid dat het DNA-profiel van de verdachte is aangetroffen op een jack dat enkele uren na de overval in Echteld is aangetroffen, onvoldoende is voor het bewijs van het daderschap.

5.2.1. Overeenkomstig de inleidende dagvaarding is onder 3 en 4 ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:

"3.

hij op 11 april 2002 te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen drie cassettes met inhoud, toebehorende aan [A]bank (gevestigd aan de [c-straat]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het

- van achteren vastpakken van [slachtoffer 1] en

- het leggen van een hand over de mond van [slachtoffer 1] en

- [slachtoffer 1] naar de kluis drukken en

- [slachtoffer 1] zeggen dat hij de kluis moest openen en

- [slachtoffer 1] met geweld tegen de grond drukken en

- het tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan [slachtoffer 1] en daarbij [slachtoffer 1] de woorden toevoegen "Kankerleijer je kan het wel" en

- het trappen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] en

- het slepen van [slachtoffer 1] en

- het vastbinden van [slachtoffer 1] en

- het vastpakken van [slachtoffer 2] en

- het in de hoek duwen van [slachtoffer 2] en

- het drukken van een hand op de mond van [slachtoffer 2], daarbij [slachtoffer 2] toevoegend dat zij haar mond moest houden, en de woorden toevoegen "Houd je stil anders schiet ik je dood" en

- het vastbinden van de handen van [slachtoffer 2]

en hij op 11 april 2002 te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [A]bank (gevestigd aan de [c-straat]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, welk geweld bestond uit

- het vastpakken van [slachtoffer 2] en

- het in de hoek duwen van [slachtoffer 2] en

- het drukken van een hand op de mond van [slachtoffer 2].

4.

hij in de periode van 28 maart 2002 tot en met 11 april 2002 in Nederland een personenauto, merk BMW 328 i kenteken [CC-00-DD] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde personenauto redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."

5.2.2. Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:

a. Als vaststelling van het Hof dat het een feit van algemene bekendheid is dat de plaats Vaassen is gelegen in de gemeente Epe.

b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:

"Ik doe aangifte van diefstal met geweld, afpersing en wederrechtelijke vrijheidsbeneming. Ik ben bankdirecteur van de [A]bank, [c-straat 1] te Vaassen. Hedenmorgen, 11 april 2002 arriveerde ik bij mijn bank. Op de parkeerplaats stond mijn auto geparkeerd naast een donkerblauwe BMW personenauto. Direct na binnenkomst in de kluisruimte werd ik overmeesterd door twee in het zwart geklede mannen. Zij droegen beiden een zwarte bivakmuts. De mannen grepen mij van achteren vast en een zwart gehandschoende hand werd over mijn mond gelegd. Ik hoorde één van de twee mannen zeggen: "Dit is een overval" en ze drukten mij naar de kluis toe en zeiden dat ik de kluis moest openen. Ik werd met geweld tegen de grond gedrukt. Ik moest op mijn buik liggen met mijn gezicht naar beneden. Ik voelde mij enorm bedreigd en de dreiging nam toe toen ik zag dat er een pistool voor mijn gezicht werd gehouden en diegene die het pistool vasthield tegen mij zei: "Kankerlijer, je kan het wel". De man trapte tegen mijn achterhoofd, zodat ik met mijn kin tegen de grond sloeg. Ondertussen werden mijn handen op mijn rug gebonden door de andere man. Ik werd achter het buizenpostsysteem gesleept en mijn voeten werden eveneens vastgebonden. Op een gegeven moment hoorde ik de toegangsruimte naar de kluisruimte klikken hetgeen betekende dat er iemand aankwam. De toegangsdeur ging open en er kwam iemand binnen die begon te gillen. Aan het stemgeluid hoorde ik dat het [slachtoffer 2] moest zijn. Ik hoorde dat de overvallers haar ook overmeesterden."

c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:

"Gisteren, 11 april 2002, heb ik aangifte gedaan van een overval op de bank in Vaassen, waar ik directeur ben. Ik heb ook wat verklaard over de auto van de daders. Ik ben echter vergeten te verklaren dat dit een BMW type uit de zogenaamde 3 serie was."

d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:

"Ik doe aangifte van bedreiging. Ik ben werkzaam bij de [A]bank, aan de [c-straat 1] te Vaassen. Vanmorgen, 11 april 2002, kwam ik tegelijk aan met [betrokkene 6]. Hij mopperde over het feit dat er op zijn parkeerplek achter de bank een vreemde donkerblauwe BMW geparkeerd stond. Wij liepen via de vooringang naar binnen. Ik ging naar de kluisruimte om de kluis te openen en de geldautomaat te vullen. Ik zag links nabij het werkblad alleen twee voeten. Ik wist dat ze van [slachtoffer 1] waren. Deze voeten waren op de grond en over elkaar en duidelijk zichtbaar vastgebonden. Direct kwamen vanachter het tweede muurtje twee mannen gesprongen die mij beetpakten. Ze drukten mij in de hoek bij de kluis. Een der mannen drukte een hand met handschoen op mijn mond en zei erbij dat ik mijn mond moest houden. Ze vroegen mij of ik de kluissleutel had. Ik moest van de mannen de code erop draaien en de kluis openen. Ik zag een grote zwarte slappe sporttas op de grond staan. Ik moest het geld uit de kluis in die tas doen. De bak met de losse eurobiljetten werd op de kop in de tas gestort en toen moest ik gaan liggen omdat ik teveel praatte. Een man zei: "Houd je stil of anders schiet ik je dood". Mijn handen werden op de rug vastgebonden. Een van de mannen kreeg de nachtkluis open en heeft er cassettes uitgehaald. Deze cassettes zijn meegenomen."

e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 7]:

"Ik ben als Senior Adviseur van de [A]bank namens de [A]bank bevoegd aangifte te doen.

Hedenmorgen 11 april 2002 ben ik gebeld, dat in Vaassen aan de [c-straat 1] een overval had plaatsgevonden. Hetgeen op de goederenbijlage is vermeld, is weg.

Goederenbijlage:

Soort: Geld

Bankbiljetten in Euro's, totaal: 368.985,00

Waarde: 367.285.00 EUR

Soort: Geldcassette

Kleur: zilver

Afkomstig van Sportcentrum [A] te [plaats B]

Waarde: 485.00 EUR

Soort: Geldcassette

Kleur: onbekend

Afkomstig van bandenhandel [B] te [plaats B]

Waarde: 3350.00 EUR

Soort: Geldcassette

Kleur: zilver

Waardepapieren van garage [C] te [plaats B]

Waarde: 0.00 EUR (onbekend)

Geld

1799 Am. Dollars

Waarde: 2043.60 EUR

Geld

Engelse ponden 279,82

Waarde: 456,68 EUR

Geld

Ned. geld f 10.400,-

Waarde: 4719.31 EUR"

f. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 8]:

"Ik ben eigenaar van garagebedrijf [D] te [plaats C]. Op 28 maart 2002 was alles in en aan het garagebedrijf intact en met slot en sleutel afgesloten. Op 29 maart 2002 merkte ik dat er was ingebroken. De weggenomen goederen zijn mijn eigendom. Ik gaf aan niemand het recht of toestemming tot het plegen van dit feit, waarbij is weggenomen:

Personenauto

Merk: BMW

Type: 328i

Kleur: Blauw

Kenteken: [CC-00-DD]"

g. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 9]:

"Ik doe aangifte van diefstal. Hetgeen is weggenomen behoort mij geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of toestemming om het goed weg te nemen met het oogmerk zich dit toe te eigenen, voorafgegaan aan/ te vergezellen van/ of te doen volgen van geweld/ bedreiging met geweld.

Ik beschik over een blank metalen geldcassette van de [A]bank te Vaassen. Ik heb begrepen dat bij de overval van 11 april 2002 ook mijn geldcassette is meegenomen.

In de cassette zat ook nog een verlopen bankpasje, nummer: [002], bankrekeningnummer: [003]."

h. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 10]:

"Vanaf mijn werkplek kijk ik op het parkeerterrein gelegen achter de [A]bank te Vaassen. Hedenmorgen, 11 april 2002, zag ik een donkere auto geparkeerd staan op deze parkeerplaats met de neus richting de bank. Ik zag naast de bestuurdersportier een man die bezig was twee zwarte kanvas tassen in te laden. Omdat ik het niet vertrouwde wilde ik het kenteken van de auto noteren. Ik kon het kenteken lezen en noteerde dit: [CC-00-DD]."

i. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 5], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

"Op 11 april 2002 was ik belast met de surveillance dienst van het team Kesteren en team Noord van de regiopolitie Gelderland-Zuid. Omstreeks 17.50 uur kwam [betrokkene 11] aan het bureau van Tiel met de melding dat hij aan de Waardweg te Echteld aan de rand van het water De Spijker een wapen in een boom had zien hangen met daaronder een magazijn met munitie. Ter plaatse aangekomen zag ik op ongeveer 50 meter van de aangegeven plek het wapen in de boom hangen. Ik heb het wapen van de tak afgenomen. Het was mij ambtshalve bekend dat het hier ging om een pistoolmitrailleur van het merk Stengun. In de aftakking van de boom zag ik vervolgens een tweede magazijn liggen. Op ongeveer een meter of 5 afstand vonden wij een wit mapje met daarin een bankpas op naam van [betrokkene 9]. Die avond kreeg de meldkamer van Nijmegen via de KLPD door dat een [betrokkene 12] had gebeld. Hij vertelde dat hij in het gat Spijker 2 zwarte jassen, een zaklamp en een paar nieuwe Nike sportschoenen had zien liggen. Collega's [betrokkene 13 en 14] waren omstreeks 20.30 uur ter plaatse. Op ongeveer 50 meter van de boom waar het wapen hing, lagen twee zwarte jassen in het water. Verder lag er een sportschoen van het merk Nike. Op een paar meter afstand oostelijk lag ook nog een zwarte O'neill schoen. Verderop op ongeveer 20 meter westelijk lag nog een Nike sportschoen van hetzelfde merk en type. Op ongeveer 75 meter westelijk vonden zij de andere O'neill schoen. Aan de waterkant waar de jassen in het water lagen, lag ook een groen zaklampje."

j. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 6], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

"Op vrijdag 12 april 2002 heb ik, verbalisant, de naam genoemd op het aangetroffen bankpasje achterhaald. Het bankpasje met bankrekeningnummer [003] is eigendom van [A] Bank Nederland.

[Betrokkene 15], kantoorhoudende te Apeldoorn, wist mij te vertellen dat [betrokkene 9], de naam op het bankpasje, rekeninghouder is bij de [A] bank te Vaassen."

k. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 7] en een andere bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:

"Op 11 april 2002 hebben wij, verbalisanten, sporenonderzoeken verricht naar aanleiding van de inbraak in en de overval op de [A]bank, gelegen te Vaassen, [c-straat 1].

Naar aanleiding van een melding van een wandelaar werd onder andere het volgende voorwerp op 11 april 2002 door de politie aan de Waardweg te Echteld in het water Het Spijker gevonden en aan een onderzoek onderworpen:

- Een kort jack van een onbekend merk (SVO 205)

Op 15 januari 2003 werd door het N.F.I. gerapporteerd, dat in het aangeboden onderzoeksmateriaal, te weten vier veters en twee jacks, celmateriaal was aangetroffen in het jack SVO 205 (AEY282). Uit het bemonsterde celmateriaal werd een bruikbaar DNA-profiel verkregen."

l. een rapport van ing. M.J.W. Pouwels, deskundige bij het NFI, voor zover inhoudende:

"Het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] (RDN425) is op 21 april 2004 opgenomen in de DNA-databank en vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen.

Bij deze vergelijking zijn overeenkomstige DNA-profielen gevonden, die zijn verkregen van sporenmateriaal in twee zaken met de volgende gegevens:

1.

NFI-zaaknummer 2002.09.16.026

Stuk van overtuigingbemonstering van de binnenzijde van de kraag van een jack

Identiteitszegel AEY282#1

Delict Overval

Frequentie DNA-profielminder dan 1 op de miljard

Het onderzochte sporenmateriaal (AEY282#1) kan afkomstig zijn van de verdachte [verdachte]. De kans dat een willekeurig gekozen individu hetzelfde DNA-profiel bezit als dat van het onderzochte sporenmateriaal bedraagt minder dan één op de miljard."

m. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:

"Ik weet niet hoe mijn jack daar in Echteld is terechtgekomen."

5.3. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat de verdachte het onder 3 bewezenverklaarde feit heeft begaan. Uit de enkele omstandigheid dat op een kennelijk bij de overval gebruikte jas DNA-sporen van de verdachte zijn aangetroffen, kan niet zonder meer volgen dat de verdachte - zoals is bewezenverklaard - die overval heeft "medegepleegd". Ook de bewezenverklaring van feit 4 is ontoereikend gemotiveerd.

5.4. Het middel is terecht voorgesteld.

6. Beoordeling van het vijfde middel

6.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden.

6.2. De verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevindt, heeft op 28 oktober 2005 beroep in cassatie ingesteld. De stukken zijn op 7 december 2006 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Het middel is dus terecht voorgesteld. De rechter naar wie de zaak zal worden teruggewezen zal in geval van strafoplegging die overschrijding daarbij dienen te betrekken.

7. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat het vierde middel geen bespreking behoeft en dat als volgt moet worden beslist.

8. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, W.A.M. van Schendel, J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 25 september 2007.