Home

Hoge Raad, 27-09-2011, BQ3158, 10/01624

Hoge Raad, 27-09-2011, BQ3158, 10/01624

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
27 september 2011
Datum publicatie
27 september 2011
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BQ3158
Formele relaties
Zaaknummer
10/01624

Inhoudsindicatie

Art. 359.3 Sv: bekennende verdachte. HR stelt HR LJN AX5776 voorop. De uitleg van het Hof dat de verklaring van de verdachte inhoudende: “De overige feiten geef ik toe” in die zin moet worden uitgelegd dat de verdachte een deel van het bewezenverklaarde bekent geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk.

Uitspraak

27 september 2011

Strafkamer

nr. S 10/01624

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 23 maart 2010, nummer 20/003289-09, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Vught, locatie Nieuw Vosseveld" te Vught.

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, tot vermindering van de hoogte daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2. Beoordeling van het eerste middel

2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten aanzien van de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten met parketnummer 02/800568-09 ten onrechte heeft volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in art. 359, derde lid, Sv.

2.2. Ten laste van de verdachte is onder parketnummer 02/800568-09 bewezenverklaard dat:

"Parketnummer 02/800568-09

1. hij op 10 mei 2009 te Oosterhout ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] meermalen met een metalen pijp op/tegen diens hoofd en gezicht heeft geslagen en, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, meermalen tegen diens lichaam heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2. hij in de periode van 8 mei 2009 tot en met 13 mei 2009 te Breda, twee kentekenplaten voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die kentekenplaten wist, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;

3. hij in de periode van 7 mei 2009 tot en met 13 mei 2009 te Breda, een personenauto (Ford Escort) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die auto wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;"

2.3. De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in

art. 365a, tweede lid, Sv houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:

"Aanvulling bewijsmiddelen

(...)

Ten aanzien van parketnummer 02/800568-09

(...)

Feiten 2 en 3

Ten aanzien van de onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten volstaat het hof, gelet op de bekennende verklaring van verdachte daaromtrent, met een opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.

1. Een proces-verbaal van aangifte van regiopolitie Midden en West Brabant, District Breda, Team Breda Centrum, proces-verbaalnummer 2009067713-1 d.d. 9 mei 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], buitengewoon opsporingsambtenaar van politie, inhoudende de verklaring van aangever [betrokkene 1] (pag. 67-70 van het doorgenummerde dossier met nummer 2009084245).

2. Een proces-verbaal van aangifte van regiopolitie Midden en West Brabant, District Breda, Team Breda Noord, proces-verbaalnummer 2009071785-1 d.d. 14 mei 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2], buitengewoon opsporingsambtenaar van politie, inhoudende de verklaring van aangever [betrokkene 2] (pag. 101-104 van het doorgenummerde dossier met nummer 2009084245).

3. Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van regiopolitie Midden en West Brabant, District Oosterhout, Team Noodhulp Oosterhout, proces-verbaalnummer 2009070336-2 d.d. 26 mei 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], beide hoofdagent van politie (pag. 65-66 van het doorgenummerde dossier met nummer 2009084245).

4. De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 10 september 2009."

2.4. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, als verklaring van de verdachte het volgende in:

"Ik ben ten onrechte veroordeeld ten aanzien van de poging tot moord op [slachtoffer]. Ik heb [slachtoffer] wel geslagen, maar ik heb nooit de intentie gehad om hem te vermoorden. (...) De overige ten laste gelegde feiten geef ik toe."

2.5. Art. 359, derde lid, Sv, dat ingevolge art. 415 Sv ook in hoger beroep van toepassing is, luidt als volgt:

"De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit."

2.6. In het licht van de wetsgeschiedenis moet art. 359, derde lid, Sv aldus worden verstaan dat slechts kan worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen indien de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, tenzij sprake is van de aan het slot van die bepaling genoemde gevallen. De beantwoording van de vraag of de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend in de zin van genoemde bepaling is mede afhankelijk van de -in cassatie slechts op zijn begrijpelijkheid te toetsen- uitleg door de feitenrechter van de door de verdachte afgelegde verklaring (vgl. HR 26 september 2006, LJN AX5776, NJ 2006, 542).

2.7. Het Hof heeft kennelijk de verklaring van de verdachte inhoudende: "De overige feiten geef ik toe" in die zin uitgelegd dat de verdachte het bewezenverklaarde onder 2 en 3 met parketnummer 02/800568-09 bekent. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk.

2.8. Het middel faalt.

3. Beoordeling van het tweede middel

3.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.

3.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

4. Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;

vermindert deze in die zin dat deze 46 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren beloopt;

verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 27 september 2011.