Home

Hoge Raad, 19-02-2013, BZ1439, 11/04806

Hoge Raad, 19-02-2013, BZ1439, 11/04806

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
19 februari 2013
Datum publicatie
19 februari 2013
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:BZ1439
Formele relaties
Zaaknummer
11/04806

Inhoudsindicatie

Ondervragingsrecht verdediging en gebruik voor bewijs van ambtsedig p-v. Art. 6.1 en 3 EVRM. In het licht van het EVRM is het gebruik voor het bewijs van een ambtsedig p-v v.zv inhoudende een niet ttz. afgelegde, verdachte belastende verklaring niet zonder meer ongeoorloofd en i.h.b. niet onverenigbaar met art. 6.1 en 3, aanhef en onder d, EVRM. Van die ongeoorloofdheid is geen sprake indien verdachte niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen, doch die verklaring in belangrijke mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dit laatste moet aldus worden begrepen dat reeds voldoende is als de betrokkenheid van verdachte bij het hem tlgd. feit wordt bevestigd door ander bewijsmateriaal. Dit steunbewijs zal betrekking moeten hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die verdachte betwist (vgl. HR LJN BX5539). Het Hof heeft dit niet miskend. ’s Hofs oordeel dat de betrokkenheid van verdachte bij de hem tlgd. feiten in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen, waarin besloten ligt dat dit steunbewijs betrekking heeft op die onderdelen van de hem belastende verklaringen die verdachte betwist, is gelet op de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet onbegrijpelijk.

Uitspraak

19 februari 2013

Strafkamer

nr. S 11/04806

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 12 oktober 2011, nummer 20/003277-08, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964.

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.C. Oudijk, advocaat te Venlo, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2. Beoordeling van het middel

2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tot het bewijs heeft gebezigd, terwijl verdachte op geen enkel moment in de gelegenheid is gesteld om deze personen te (doen) ondervragen.

2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

"4 subsidiair:

hij in de periode van 1 april 2006 tot en met 22 mei 2006 in de gemeente Doetinchem, meermalen, met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1996, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, telkens bestaande in het ontuchtig betasten van de schaamstreek van genoemde [slachtoffer 1];

6 subsidiair:

hij in de periode van 1 april 2005 tot en met 21 november 2005 in de gemeente Venlo met [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 1997, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt een ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande uit het met zijn, verdachtes, hand(en) betasten van of wrijven over of knijpen in de borsten van genoemde [slachtoffer 2]."

2.2.2. Deze bewezenverklaringen steunen op de volgende bewijsmiddelen:

"A. Ten aanzien van [slachtoffer 1]

1. Het ambtelijk verslag van het studioverhoor van [slachtoffer 1], opgemaakt door [verbalisant 1], agent van politie, d.d. 19 juni 2006, par. 4.5 van het dossier met dossiernummer LJN PL2320/06-000680, inhoudende de op 6 juni 2006 door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring:

In dit verhoor zal [slachtoffer 1] met een "m" worden weergegeven en de verhorende verbalisant met een "v".

v; waar kom jij over praten [slachtoffer 1]?

m; over [verdachte]

(...)

m; die zat tussen me benen

(...)

m; 's nachts lag ik dan in bed, dan kwam die altijd

(...)

m; toen zat ie elke keer tussen me benen

(...)

v; [verdachte], wie is [verdachte]?

m; dat was mijn moeders nieuwe vriend

(...)

v; En, in wiens huis waren jullie, als hij tussen je benen zat?

m; ehm, in mijn moeders huis

(...)

m; in Doetinchem

v; Maar hoe kwam het dan dat hij 's nachts in het huis van je moeder was?

m; hij wou een keer bij ons slapen (...).

v; (...) En hoe was dat dan verdeeld bij jullie thuis, als [verdachte] bleef slapen? Waar sliep hij dan?

m; bij mijn moeder in bed

(...)

m; (...) En waar sliep jij?

m; op mijn eigen kamer

v; oke, en jij zegt dan kwam die altijd 's nachts als ik in bed lag, en hoe wist jij dat het nacht was?

m; omdat mijn moeder ook al in bed lag en toen was het buiten al heel donker

v; oke, en hoe weetje dat dat hij 's nachts bij jou kwam?

m; ik heb hem zelf gezien

v; (...) maar hoe kun jij hem zien als het 's nachts donker is?

m; omdat in de gang het licht aan was

v; (.. .)En wat gebeurde er dan als hij kwam?

m; toen ging ie tussen me benen

(...)

m; zei ik de hele tijd hou op maar hij ging niet weg

v; dus je zei hou op maar hij ging niet weg, oké, en als jij dan op bed lag, had jij dan iets over jou heen?

m; ja, een deken

v; een deken, en hoe kon [verdachte] dan tussen jouw benen gaan zitten?

m; omdat hij de deken van mij afhield

v; o ja, en hoe ging hij dan bij jou zitten?

m; zo...

opm. verbalisant: [slachtoffer 1] gaat op handen en knieën op de bank zitten

v; (...)kun je dan ook voordoen hoe jij dan in bed was?

m; ik lag zo...

opm. verbalisant: [slachtoffer 1] gaat op haar zij liggen

v; en dan ging hij, dat deed je net ook al voor, op zijn knieën zitten, maar als jij zo op je zij ligt, hoe kan hij dan tussen jouw benen gaan zitten?

m; toen ging hij mij zo doen

(...)

opm. verbalisant: [slachtoffer 1] doet alsof zij iemand omdraait door te duwen

v; toen ging hij zo doen, je doet dat voor, dat ie je met z'n handen terug duwt, en hoe kwam jij dan op bed te liggen?

m; zo

opm. verbalisant: [slachtoffer 1] gaat op haar rug liggen

v; oké, nou dan snap ik dat, dan kom je op je rug op het bed te liggen. En, dus jij lag dan op je rug op het bed, en hoe ging hij dan... want misschien begrijp ik het niet helemaal goed want jij zegt hij ging tussen mijn benen zitten, maar waarmee ging hij tussen jouw benen zitten?

m; met de handen

v; o, met z'n handen, oké. En op welke manier ging hij dan met zijn handen tussen jouw benen zitten?

m; met de vinger

v; en wat deed hij dan met die vinger?

m; zo

opm. verbalisant: [slachtoffer 1] wrijft met haar wijsvinger over de bank

v; ja, nou doe je met je vinger dat hij heen en weer gaat, maar waar ging hij dan met zijn vinger heen en weer?

m; tussen me benen

v; kun je dat aanwijzen, waar hij met zijn vinger heen en weer ging?

m; hier

opm. verbaliant: [slachtoffer 1] wijst op haar kruis

v; hoe wordt dat bij jullie thuis genoemd?

m; wij mogen dat thuis niet zeggen

v; o, van wie mag je dat niet zeggen

m; van onze moeder

(...)

v; (...) Toen [verdachte] met zijn vinger heen en weer ging, op dat plekje wat je wel aan wees, maar niet mag zeggen. Hoe zat het toen met jouw kleren?

m; toen deed hij die naar beneden trekken.

v; toen deed hij die naar beneden trekken, tot hoe ver deed hij die naar beneden trekken?

m; tot de knieën

(...)

v; nou, over dat plekje wat je niet mag noemen van mama, ik ga het even anders doen, wacht even...

Opm. verbalisant: de verhoorster pakt een tekening van een volwassen man en van een jong meisje er bij.

(...)

v; oke, wat is dit?

Opm. verbalisant: verhoorster wijst op de tekening van het meisje

m; een meisje

v; en waar kun je dat aan zien, dat dat een meisje is?

m; hieraan

Opm. verbalisant: [slachtoffer 1] wijst naar het kruis

(...)

v; oke, en wat is dit?

Opm. verbalisant: verhoorder laat de tekening van de man zien

m; een jongen

v; en waar kun je dat aan zien?

m; daaraan

Opm. verbalisant: [slachtoffer 1] wijst op het kruis

v; en hoe, nou zeg je je kan aan een meisje hieraan zien dat het een meisje is en hoe heet dat?

m; poesje

v; poesje, oké, mag je dat zeggen van mama?

m; (knikt)

(...)

v; ja, kun jij nou een kruisje zetten, met de pen, op de plek waar hij met zijn vinger aangezeten heeft?

Opm. verbalisant: verhoorster geeft de tekening van het meisje met daarbij een pen.

[Slachtoffer 1] zet een kruisje bij de vagina van het meisje.

v; (...)Wat kun je allemaal met een poesje?

(...)

m; plassen

v; (...) Op welke manier ging hij met zijn vinger bij jouw poesje?

m; met z'n vinger

(...)

v; (...) en wat vond je daarvan

m; niet leuk

v; nee, hoe voelde dat?

m; vies

v; hmmhmm, je vond het vies, maar hoe voelde dat, toen ie dat deed?

(...) kriebelde dat of deed dat pijn of eh of voelde je het helemaal niet of nog wat anders?

m; pijn

v; Hoe weet jij dat het zijn vinger was waar hij dat mee deed?

m; omdat ik dat gezien heb

v; dat heb je gezien, oké. Wil jij een kruisje zetten waarmee hij aan jou gezeten heeft?

Opm. verbalisant: verhoorster geeft de tekening van de voorzijde van de man en [slachtoffer 1] zet een kruisje op de rechterwijsvinger.

v; bij zijn wijsvinger zetje een kruisje, heb ik dat goed?

m; (knikt)

v; En jij zegt mama had hem bij ons ingeschreven, in jullie huis?

m; ja

v; wat betekent dat eigenlijk, ingeschreven?

m; dat hij bij ons in woont

v; o ja, wat vond je van hem toen hij bij jullie in kwam wonen?

m; eerst goed maar daarna niet meer

v; wat was er dan goed?

m; de eerste dag was hij heel aardig en een paar dagen later deed hij heel raar en zo

v; maar later vond je hem niet meer zo leuk, en waar kwam dat door dat je hem niet meer zo leuk vond?

m; dat ie aan mijn poesje zat

v; als [verdachte] bij jou kwam, zei hij dan iets tegen jou?

m; nee

v; hoe wist jij dan dat hij er was?

m; omdat ik hem gezien had

v; maar lag jij niet te slapen dan?

m; jawel

v; ja, en hoe kwam het dan dat jij wakker werd?

m; omdat ie eh, toen tussen mijn benen zat en toen deed dat pijn en toen werd ik wakker

v; (...) Waar was dat als hij dat deed?

m; bij mijn moeders huis

2. Akte van geboorte van de gemeente Doetinchem

d.d. 23 september 1996, par. 4.15 van het dossier met dossiernummer LJN PL2320/06-000680, inhoudende dat [slachtoffer 1] is geboren op [geboortedatum] 1996.

3. Proces-verbaal van aangifte van de politie District Achterhoek/Doetinchem, mutatienummer LJN PL0641/06-285840, opgemaakt door [verbalisant 2], inspecteur van politie, en [verbalisant 3], hoofdagent van politie, d.d. 24 mei 2006, par. 4.2 van het dossier met dossiernummer LJN PL2320/06-000680, inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:

Via mijn zus ben ik in contact gekomen met [verdachte]. [Verdachte] komt uit Venlo en woonde daar op het adres [a-straat 1]. Op tweede Paasdag 2006 (het hof begrijpt: maandag 17 april 2006) heb ik een relatie met [verdachte] gekregen. Hij verbleef toen vaak bij ons. In het weekend van 22 april 2006 heeft [verdachte] voor het eerst bij mij geslapen. Op 2 mei 2006 (...) woonde [verdachte] min of meer bij me. [Verdachte] is toen min of meer bij mij gebleven.

(...)

Op de avond van 19 mei 2006 heb ik [slachtoffer 1] naar haar bed gebracht. Daarna ben ik samen met [verdachte] naar bed gegaan.

(...)

Midden in de nacht werd ik wakker. (...) Ik merkte dat [verdachte] weer uit bed was. Ik ben naar de slaapkamer van [slachtoffer 1] gelopen. Ik zag toen dat [verdachte] helemaal bij [slachtoffer 1] in bed lag. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] "Au" zei. (...) Ik zag dat ze met de gezichten naar elkaar toe lagen. Ze lagen beiden onder het dekbed.

(...)

Op 20 mei vertelde [slachtoffer 1] mij het volgende. (...) [Slachtoffer 1] vertelde mij dat [verdachte] haar hele nachten wakker maakte, ook als zij naar school moest. Ook had [verdachte] haar geld beloofd als ze niet zou vertellen. (...) Ze vertelde mij dat [verdachte] tussen haar benen had gezeten. (...)

Op 22 mei heb ik [verdachte] aangesproken. (...) [verdachte] is weggegaan. (...) Ik heb omstreeks 12.00 uur [verdachte] gebeld. Ik zei tegen [verdachte] dat het uit was. Dit is het laatste contact dat ik met hem gehad heb.

4. Het woordelijk uitgewerkt verslag van het studioverhoor van [betrokkene 1], van de Regiopolitie Brabant-Zuid-Oost, opgemaakt door [betrokkene 2], schrijftolk, op 9 januari 2008, inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:

Met de letter G wordt in deze verslaglegging bedoeld, de getuige.

Met de letter V wordt in deze verslaglegging bedoeld, de verhoorster.

(...)

pg. 4

V: Nou als je mij nou 'ns over dat geval van je dochter. Als je mij daar nou 'ns alles over vertelt wat je daar van weet.

G: Nou (...) ik had 'm zelf betrapt bij m'n dochter in bed.

(...)

Pg. 6

V: Over wie gaat het eigenlijk?

G: Over [verdachte].

V: Over [verdachte]. Ok. Nou. En je zegt het is al lang geleden.

G: (knikt).

V: Ja?

G: 't Is al anderhalf jaar bij twee jaar geleden. Ongeveer.

(...)

Pg. 8

V: En jouw dochter. Over welke dochter hebben we het hier?

G: [Slachtoffer 1].

V: (...) En hoe oud is [slachtoffer 1] nu?

G: Die is elf.

(...)

Pg. 9

V: (...) [Betrokkene 1], waar woon jij?

G: In Doetinchem.

V: In Doetinchem. En waar woon je in Doetinchem?

G: [b-straat].

(...)

pg. 10

V: Jij zegt jij kwam hier vertellen over [verdachte] en over [slachtoffer 1]. En, had je net al gezegd, ja het is toch al een tijdje geleden gebeurd hè.

(knikt).

V: Wanneer is dat gebeurd?

G: Ohho ja, precies weet ik het niet meer. Mei ongeveer.

V: In mei. En welk jaren van mei?

G: Tweeduizendzes.

V: Tweeduizendzes. Ok. En wat is er eigenlijk gebeurd?

G: Nou hij uh ja ik had hem betrapt in bed bij haar.

V: Betrapt in bed bij.

G: Bij [slachtoffer 1] ja.

(...)

V: Ok. Nou, die ene keer wat jij vertelt, wat jij hem betrapt hebt, zou je me daar 'ns alles over kunnen vertellen wat er toen gebeurd is? Over die ene keer.

G: Nou ik uh ja ik miste hem al. (...) Maar daar had ik hem uh betrapt bij de uh bij haar in bed. Daar zat ie onder de deken bij haar.

(...)

Pg. 11

V: Nou, vertel 'ns. Waar miste jij hem?

G: Nadat ie bij mij uit bed verdwenen was hè.

V: Bij jou uit bed verdwenen.

(...)

V: En toen? Hoe ging dat toen verder toen je wakker was?

G: Nou dan ben ik opgestaan om te kijken hè.

(...)

V: Maar even even even terug hè. Je ligt in bed.

(...)

pg. 12

G: Ja, dan ben ik opgestaan.

(...)

V: En toen heb je hem betrapt bij je dochter.

G: Ja.

V: Waar heb je hem betrapt bij je dochter?

G: In bed.

V: In bed. In welk bed?

G: Bij m'n dochter.

V: En waar staat dat bed?

G: Op de slaapkamer bij haar.

(...)

pg. 13

G: (...)Ja toen had ik hem uh gezien met uh bij m'n dochter.

V: Ok. En hoe kon je dat zien bij je dochter?

(...)

pg. 14

G: De deur van [slachtoffer 1] (...) die was open.

(...)

G: Ik merkte dat [verdachte] d'r niet was.

G: Ik ben uit bed gegaan(...). En ik (...) sta op de gang. En ik zie dat de deur van [slachtoffer 1] z'n kamer open is.

(...)

V: (...)Wat zie je dan in de kamer?

G: Nou dat ie bij haar in bed is.

V: Ok. Je zegt 'ik zie dat ie bij haar in bed is'.

(knikt).

V: Hoe is t'ie bij haar in bed?

G: Nou onder de uh onder de deken bij de uh benen daar. Bij haar.

(...)

pg.15

V: En waar is zíj dan in bed?

G: Zij uh ligt in bed.

V: Zij ligt in bed. Ok. En [verdachte]. Hoe is die dan in bed?

G: Den zit uh bij haar.

(...)

pg. 18

(...)

G: [Verdachte] zat in bed.

Pg. 20

G: Want ik uh want ze zei het ook de volgende dag. Zeg ze 'mamma'. Toen zei ze ook uh dat uh toen had ze me ook verteld wat ie uh dee.

(...) Jah en toen en ik heb hem ook uh de deur gewezen.

(...)

pg. 24

V: (...) En waar waren de dekens dan?

G: D'r overheen.

V: d'r overheen. En.

G: (...) Bij [slachtoffer 1] is het dan vrij bij d'r hoofd he.

V: (...) En waar zijn. Waar komen de dekens bij hem dan?

G: Over de hoofd heen. Dus.

(...)

Pg. 25

V: Maar hoe ko, hoe kan jij dat dan eigenlijk zien?

G: Ja, zo donker is het daar nie als de lantaarn uh dat schemert gewoon naar binnen.

(...)

pg. 38

V: (...)Dus bedoel jij dan dat [verdachte] in totaal twee of drie weken bij jou heeft (...) Gewoond?

G: Ja.

(...)

pg. 44

V: Wanneer heb je [verdachte] voor het laatst gezien?

G: In mei tweeduizendzes.

(...)

pg. 49

G: (...) [Slachtoffer 1] heeft met mijn d'r over gesproken (...) en toen zei ze ook wat er gebeurd was. Dus.

pg. 50

V: Goed. En wat had ze jou dan verteld hoe vaak dat gebeurd was?

G: Nou ze zei voor die tijd uh was 't ook al uh Ja, weet ik niet meer uh, was 't ook al 'ns een keer gebeurd.

(...)

V: (...) Zeg en uh wat heeft ze nou precies tegen jou verteld wat er tussen [verdachte] en haar gebeurd was? Wat heeft ze nou precies tegen jou verteld?

(pg. 51)

G: Uh dat wat uh dat wat ik uh ook in het begin zei dat uh uhm ja dat uh aan haar zat.

V: Mm mm.

G: Enzo. En.

V: Aan haar zat. Enzo.

G: Ja.

V: En wat bedoelt ze dan met 'enzo'?

(...)

V: Wat je moeilijk vindt om te zeggen?

G: Ja, ja.

V: (...)Aan de plasser gezeten?

G: Ja.

V: En met wat had ie dan aan haar plasser gezeten?.

G: Met de hand.

5. Het proces-verbaal van de politie District Achterhoek/Doetinchem, mutatienummer LJN PL0641/06-285840, opgemaakt door [verbalisant 2], inspecteur van politie, en [verbalisant 4], hoofdagent van politie, d.d. 29 mei 2006, par. 4.6 van het dossier met dossiernummer LJN PL2320/06-000680 inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:

Ik ben leerkracht aan de basisschool [A] te Doetinchem. Ik geef les aan de groep 4-5. Een van de kinderen in mijn klas is [slachtoffer 1].

(...) Ik denk dat het ongeveer anderhalve maand geleden is (...). Ik hoorde (...) van [slachtoffer 1] dat ze een nieuwe stiefvader had. Later hoorde ik dat deze man [verdachte] heette.

(...) Op 22 mei (het hof begrijpt: 2006) (...) ben ik een gesprek met [slachtoffer 1] aangegaan.

Ze zei (...) dat haar stiefvader [verdachte] in huis was. (...) Ik hoorde toen van [slachtoffer 1] dat hij niet alleen het weekend kwam, maar dat hij daar (...) in huis woonde. (...) Ze zei dat ze [verdachte] overdag wel leuk vond, maar dat hij 's nacht bij haar in bed kwam. Toen ze dat eenmaal had gezegd vertelde ze verder dat als zij 's nachts sliep hij haar wakker maakte. (...)

(...) Ik vroeg gebeurde er dan nog meer in bed, waarop ze zei: "Ik moest de benen wijd doen en dan deed hij de rest". Ik vroeg wat ze bedoelde met de rest waarop ze zei: "dan doet hij mijn onderbroek naar beneden en gaat heel hard duwen". Ze heeft toen niet gezegd waar hij dan duwde. Later vertelde ze mij dat dat in haar schaamstreek was. Ze wees dit ook aan. (...) Ze zei dat ze haar benen wijd moest houden. (...) Ik vroeg haar of ze wilde dat ik haar hielp. Ze zei: "Ja juf want het doet veel pijn".

(...) Die middag ben ik met [slachtoffer 1] naar de huisarts [de huisarts] gegaan. Ik ben bij dat onderzoek geweest. (...) [Slachtoffer 1] vertelde toen dat [verdachte] haar drukte. Op de vraag van de arts waar dat was, wees ze weer haar schaamstreek aan.

6. Het proces-verbaal verhoor van getuigen van de rechter-commissaris in de rechtbank Roermond d.d. 12 augustus 2009, inhoudende als verklaring van [betrokkene 4]:

Ik ken [verdachte] van [B] waar ik destijds werkte en hij ook. Dat was volgens mij in 2005 of 2006.(...)

Ik leerde toen een vriendin kennen, dat was [betrokkene 5] en hij ging wel eens mee. (...)

[Verdachte] kende [betrokkene 1] via mij en mijn vriendin. [Betrokkene 1] had een dochtertje, [slachtoffer 1] geheten (...). Ik kan me herinneren dat wij een keer samen waren.

(...) Op een gegeven moment kreeg [betrokkene 5] een telefoontje van [betrokkene 1]. [Betrokkene 1] was heel verdrietig en ze vertelde dat [verdachte] iets gedaan had met [slachtoffer 1]. (...) [Betrokkene 5] en ik zijn daar toen heen gegaan. [Betrokkene 1] vertelde toen dat zij had gezien dat [verdachte] en haar dochtertje [slachtoffer 1] samen in bed lagen en dat ze had gehoord dat haar dochtertje "au" riep.

(...) U vraagt mij of ik zelf misbruik door [verdachte] heb gezien. Ik heb wel gezien dat hij met [slachtoffer 1] op de bank zat en dat hij met zijn hand bij haar geslachtsorgaan zat.

7. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het gerechtshof d.d. 3 februari 2010, inhoudende als verklaring van de verdachte:

(pg. 3) U vraagt mij naar [slachtoffer 1]. In 2006 kreeg ik via [betrokkene 4] contact met de moeder van [slachtoffer 1], [betrokkene 1]. Ze woonde in Doetinchem. Na een paar weken (...) bleef ik vaak bij haar in Doetinchem overnachten.

(...)

(pg. 6) Mijn relatie met [betrokkene 1] is ergens rond Pasen 2006 begonnen.

Ik sliep bij haar.

Uiteindelijk ben ik weggegaan. Dat was op 22 mei 2006.

B. ten aanzien van [slachtoffer 2]

8. Het proces-verbaal van de regiopolitie Limburg-Noord, mutatienummer LJN PL2320/05-162817, opgemaakt door [verbalisant 5], hoofdagent van politie,

d.d. 8 december 2005, par. 2.4 van het dossier met dossiernummer LJN PL2320/05-006810, inhoudende de op 7 december 2005 in de verhoorstudio in Eindhoven afgelegde verklaring van [slachtoffer 2]:

[slachtoffer 2] wordt gevraagd waarover ze komt vertellen.

[slachtoffer 2] zegt: Over [verdachte].

[slachtoffer 2] wordt gevraagd alles te vertellen over [verdachte].

[slachtoffer 2] zegt: Die heeft aan mijn borsten gekomen.

(...)

(p. 2)

[slachtoffer 2] wordt gevraagd waarmee [verdachte] aan haar borsten kwam.

[slachtoffer 2] zegt: Met de handen.

[slachtoffer 2] wordt gevraagd wat hij deed met zijn handen.

[slachtoffer 2] zegt: Wrijven.

[slachtoffer 2] wordt gevraagd waar hij wreef met zijn handen.

[slachtoffer 2] zegt: Hier ([slachtoffer 2] wijst naar de borsten).

(...)

[slachtoffer 2] wordt gevraagd of hij (...) over of onder haar hemd wrijft.

[slachtoffer 2] zegt: Over het hemd.

[slachtoffer 2] wordt gevraagd waar ze dan is als hij wrijft.

[slachtoffer 2] zegt: In mijn bed.

[slachtoffer 2] wordt gevraagd waar [verdachte] dan is.

[slachtoffer 2] zegt: Ook in mijn bed.

[slachtoffer 2] wordt gevraagd hoe het komt dat [verdachte] in haar bed is.

[slachtoffer 2] zegt: Omdat hij bij ons slaapt.

(...)

[slachtoffer 2] wordt gevraagd wanneer dat was dat [verdachte] aan haar borsten had gezeten, of dit overdag was of 's nachts.

[slachtoffer 2] zegt: 's Nachts.

[slachtoffer 2] wordt gevraagd hoe ze weet dat hij aan haar borsten kwam.

[slachtoffer 2] zegt: Kan ik merken.

[slachtoffer 2] wordt gevraagd wat ze merkte.

[slachtoffer 2] zegt: Dat hij deed wrijven.

[slachtoffer 2] wordt gevraagd wat ze voelde.

[slachtoffer 2] zegt: Ik voelde jeuken.

(...)

[slachtoffer 2] wordt gevraagd wat ze ervan vond toen [verdachte] aan haar borsten zat.

[slachtoffer 2] zegt: Niet leuk.

[slachtoffer 2] wordt gevraagd hoe het gestopt is.

[slachtoffer 2] zegt: Ging gewoon verder.

[slachtoffer 2] wordt gevraagd wat hij verder ging doen.

[slachtoffer 2] zegt: Wrijven.

[slachtoffer 2] wordt gevraagd waar hij ging wrijven.

[slachtoffer 2] zegt: Over mijn borsten.

(...)

[slachtoffer 2] wordt gevraagd waar dat dan gebeurde.

(pg. 4)

[slachtoffer 2] zegt: (...) in bed.

(...)

[slachtoffer 2] wordt gevraagd hoeveel jaar ze toen was.

[slachtoffer 2] zegt: Toen was ik zeven.

(...)

(pg. 5)

Verbalisant [verbalisant 6] neemt twee tekeningen. Op een tekening staat een jongensfiguur afgebeeld en op de andere een meisjesfiguur. [slachtoffer 2] zegt dat ze kan zien aan de vagina dat het een meisje is en aan de penis dat het een jongen is. [slachtoffer 2] wordt gevraagd een kruisje te zetten op de meisjestekening waar [verdachte] haar heeft aangeraakt.

[slachtoffer 2] zet een kruisje bij een ( 1 ) borst.

[slachtoffer 2] wordt gevraagd waar [verdachte] haar nog meer heeft aangeraakt. [Slachtoffer 2] zet een kruisje bij de andere borst op de meisjestekening.

[slachtoffer 2] wordt gevraagd waarmee [verdachte] haar heeft aangeraakt. [Slachtoffer 2] zet een kruisje bij beide handen op de jongenstekening.

(...)

(pg. 6)

[slachtoffer 2] wordt gevraagd om met de poppen voor te doen als [verdachte] haar borsten aanraakte. [Slachtoffer 2] legt de pop [slachtoffer 2] op de rug. [Slachtoffer 2] legt pop [verdachte] naast pop [slachtoffer 2] en legt de rechterhand van pop [verdachte] op de borst van pop [slachtoffer 2].

[slachtoffer 2] wordt gevraagd hoe [verdachte] dat wrijven deed. [Slachtoffer 2] wrijft onder de kleren van pop [slachtoffer 2].

(pg. 8)

(...)

[slachtoffer 2] wordt gevraagd of andere mensen wel eens zoiets bij haar hebben gedaan zoals [verdachte].

[slachtoffer 2] zegt: nee.

9. Akte van geboorte van de gemeente Venlo d.d. 5 december 1997, par. 2.5 van het dossier met dossiernummer LJN PL2320/05-006810 inhoudende dat [slachtoffer 2] is geboren op [geboortedatum] 1997.

10. Proces-verbaal van aangifte van de regiopolitie Limburg-Noord, mutatienummer LJN PL2320/05-155902 d.d. 30 november 2005 opgemaakt door [verbalisant 7] en [verbalisant 8], respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie, par. 1.4 van het dossier met dossiernummer LJN PL2320/05-006810, inhoudende als verklaring van [betrokkene 6]:

Ik wil aangifte doen van vermoedelijk seksueel misbruik van mijn minderjarige en inwonende kind [slachtoffer 2] (...) tussen 24 april 2005 en 21 november 2005 (...) in mijn woning, [c-straat 1] te Venlo.

Ik ben getrouwd met [betrokkene 7]. [Betrokkene 7] en ik hebben 3 kinderen, [betrokkene 8], [slachtoffer 2] en [betrokkene 9]. [Slachtoffer 2] werd geboren op [geboortedatum] 1997.

(...)

(pg. 2) Bij de geboorte van [slachtoffer 2] heb ik [verdachte] als peetoom gevraagd.

(...) In 2001 ben ik verhuisd naar de [c-straat 1] te Venlo. Ik heb toen vanaf 2001 tot en met 24 april 2005 geen contact meer gehad met [verdachte].

Op 24 april 2005 deed mijn dochter [slachtoffer 2] de communie. Ik nodigde [verdachte], de peetoom van [slachtoffer 2] uit.

(pg. 3) [Verdachte] is toen gekomen.

Vanaf 24 april 2005 kwam [verdachte] bijna dagelijks. (...) Verder bleef [verdachte] ook wel eens een weekend slapen. [Verdachte] sliep dan op de slaapkamer van [slachtoffer 2] en [betrokkene 9]. Ik liet [betrokkene 9] dan bij (...) mij slapen. [Slachtoffer 2] sliep dan boven in het stapelbed en [verdachte] sliep dan onder in het stapelbed.

(...) Ik denk dat [verdachte] twee of drie keer een weekend bij ons geslapen heeft.

(pg. 6) (...) [Verdachte] kwam op 21 november 2005 aan de deur. (...) Tegen [verdachte] is gezegd dat hij niet binnen mocht komen. (...) Ik heb later die dag tegen de kinderen verteld dat [verdachte] niet meer bij ons mocht komen.

11. Het proces-verbaal van verhoor van de regiopolitie Limburg-Noord, mutatienummer LJN PL2320/05-155902, d.d. 2 december 2005 opgemaakt door [verbalisant 7], hoofdagent van politie, par. 1.5 van het dossier met dossiernummer LJN PL2320/05-006810, inhoudende als verklaring van [betrokkene 6]:

Ik heb afgelopen woensdag 30 november 2005 aangifte gedaan in verband met vermoedelijk seksueel misbruik van mijn dochters door [verdachte]. (...).

Later die woensdag 30 november 2005, na het eten, kwam mijn dochter [slachtoffer 2] naar mij toe en vroeg aan mij of ze mij iets mocht vertellen. [Slachtoffer 2] vertelde mij dat [verdachte] aan haar borsten had gezeten. [Slachtoffer 2] vertelde mij dat dit bij ons thuis op haar slaapkamer gebeurd was.

[Slachtoffer 2] zei toen tegen mij dat [verdachte] over haar (...) borstjes had gewreven.

12. Het proces-verbaal van de terechtzitting het hof

's-Hertogenbosch d.d. 3 februari 2010, inhoudende als verklaring van de verdachte:

(...)

(Pg. 2) U vraagt mij naar [slachtoffer 2]. Zij is mijn petekind. Ik heb tussen 2001 en april 2005 geen contact met het gezin [van slachtoffer] gehad (...). In april 2005 is het contact hersteld. Vanaf dat moment kwam ik meerdere keren in de week bij hen. In die tijd ving ik [slachtoffer 2] op als haar ouders dat vroegen. (...)

(Pg. 4) Ik heb [slachtoffer 2] een keertje (...) in haar tietje geknepen (...). Ze zei toen "au"."

2.2.3. De bestreden uitspraak houdt voorts onder het opschrift "Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs" het volgende in:

"III. Gevolgen van het niet (rechtstreeks) kunnen horen van de getuigen.

IIIa. Ten aanzien van de kinderen.

1. Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaringen moeten worden uitgesloten van het bewijs omdat de verdediging niet de mogelijkheid heeft gehad de getuigen te ondervragen. Het bekijken van de audiovisuele opnamen van de verhoren en het door Prof. Dr. J. Frenken verrichte onderzoek naar de betrouwbaarheid van de verklaringen bieden geen compensatie. De verdediging betwist voorts de resultaten van het door Frenken verrichte onderzoek. Zouden de verklaringen voor het bewijs worden gebruikt, dan wordt daarmee gehandeld in strijd met het recht op een eerlijk proces als bedoeld in art. 6 EVRM.

2. Het hof heeft de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gebruikt voor het bewijs en overweegt dienaangaande het volgende.

2.1 Hoewel de verdediging niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te (doen) ondervragen, staat art. 6 EVRM aan het gebruik tot het bewijs van de processen-verbaal van de studioverhoren bij de politie, inhoudende hun verklaring, niet in de weg.

Het hof overweegt daartoe dat de betrokkenheid van de verdachte bij de hem ten laste gelegde feiten in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Daaruit blijkt dat, anders dan door de verdediging wordt gesteld, geen sprake is van (telkens) één bewijsmiddel uit één en dezelfde bron.

Bovendien is aan de verdediging voldoende compensatie geboden voor het ontbreken van de mogelijkheid tot ondervraging.

Door de deskundige Prof, dr. J. Frenken, psycholoog, em.-hoogleraar Seksuologie aan het Leids Universitair Medisch Centrum en verbonden aan de Rutgers Nisso Groep/Nederlands Instituut voor Sociaal Sexuologisch Onderzoek te Utrecht, vast gerechtelijk deskundige inzake zedenzaken, is een onderzoek verricht naar de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen. De deskundige heeft daarvoor de audiovisuele opnamen van de studioverhoren bekeken en geanalyseerd. De deskundige is in aanwezigheid van de verdediging ter terechtzitting van de rechtbank hierover gehoord. Het hof heeft zowel kennis genomen van het deskundigenrapport als van zijn bij de rechtbank afgelegde verklaring.

Voorts zijn de beelden van de studioverhoren ter terechtzitting van het hof getoond en zijn op verzoek van de verdediging bij de rechter-commissaris getuigen gehoord onder meer met betrekking tot de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen.

2.2 Ten aanzien van het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen overweegt het hof het volgende.

Frenken heeft zijn bij het onderzoek gehanteerde methode, de zogenaamde 'Statement Validity Assessment' (SVA), beschreven in par. 2 van het rapport. Bij de beoordeling van de afgelegde verklaringen heeft hij er voorts op gelet of de verklaring werd beïnvloed door aspecten van de interviewsituatie en condities voor onbetrouwbare getuigenissen.

In zijn briefrapport van 24 september 2011 heeft de deskundige verduidelijkt waarom hij heeft gekozen voor de hiervoor genoemde methode en uitgelegd waarom 'Criteria Based Content Analysis' (CBCA), een onderdeel van de SVA, niet als een 'harde, wetenschappelijk geijkte methode' kan worden beschouwd. De deskundige heeft daarmee naar het oordeel van het hof genoegzaam verslag gedaan van zijn bij het onderzoek gehanteerde methode en gevolgde werkwijze.

Het hof ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen reden om te twijfelen aan de deskundigheid van Prof. Dr. J. Frenken, noch aan de door hem gehanteerde methode en gevolgde werkwijze en zijn beoordeling en advies. Ook is er geen aanleiding om te veronderstellen dat zoals de verdediging stelt, het onderzoeksmateriaal 'onjuist is verkregen.'

Het hof ziet ook geen aanleiding om zijn eerder genomen beslissing op het verzoek om Prof. Dr. J. Frenken te horen en een nieuw deskundigenonderzoek te bevelen naar de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de afgelegde verklaringen te herzien. Het hof acht zich ter zake voldoende voorgelicht.

Het hof acht het horen van de deskundige Frenken en het laten verrichten van een nieuw onderzoek door deskundigen naar de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen en het horen van die deskundigen dan ook niet noodzakelijk en wijst de daartoe strekkende verzoeken van de verdediging af.

Het hof merkt daarbij nog op dat de omstandigheid dat het hier, zoals Frenken opmerkt, niet om een 'harde, wetenschappelijk geijkte methode' gaat, niet betekent dat de toegepaste methode niet valide zou zijn.

2.3 De verdediging heeft voorts verzocht om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] psychologisch en psychiatrisch te laten onderzoeken teneinde een oordeel te kunnen geven over de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen.

Het hof heeft ter terechtzitting van 21 september 2011 op dit verzoek beslist. Het hof acht zich ter zake voldoende voorgelicht en ziet geen aanleiding om de eerdere beslissing op het verzoek te herzien.

Het hof acht een onderzoek zoals door de verdediging is verzocht dan ook niet noodzakelijk en wijst het verzoek af.

2.4 Gelet op de redenen die ten grondslag liggen aan de beslissing om de kinderen niet te (doen) horen, de omstandigheid dat de verklaringen in de kinderen over de betrokkenheid van de verdachte bij de hem ten laste gelegde feiten in voldoende mate steun vinden in andere bewijsmiddelen en de omstandigheid dat voldoende compensatie is geboden voor het niet kunnen (doen) horen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] door de verdediging, is door het niet horen van de kinderen het recht op een eerlijk proces als bedoeld in art 6 EVRM niet geschonden.

Het hof verwerpt het verweer."

2.3. In het licht van het EVRM is het gebruik voor het bewijs van een ambtsedig proces-verbaal voor zover inhoudende een niet ter terechtzitting afgelegde, de verdachte belastende verklaring niet zonder meer ongeoorloofd en in het bijzonder niet onverenigbaar met art. 6, eerste lid en derde lid, aanhef en onder d, EVRM. Van die ongeoorloofdheid is geen sprake indien de verdachte niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen, doch die verklaring in belangrijke mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dit laatste moet aldus worden begrepen dat reeds voldoende is als de betrokkenheid van de verdachte bij het hem tenlastegelegde feit wordt bevestigd door ander bewijsmateriaal. Dit steunbewijs zal dan betrekking moeten hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist (vgl. HR 29 januari 2013, LJN BX5539).

2.4. Blijkens hetgeen onder 2.2.2 en 2.2.3 is weergegeven heeft het Hof het voorgaande in acht genomen. Het oordeel van het Hof dat de betrokkenheid van de verdachte bij de hem ten laste gelegde feiten in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen, waarin besloten ligt dat dit steunbewijs betrekking heeft op die onderdelen van de hem belastende verklaringen die de verdachte betwist, is gelet op de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet onbegrijpelijk.

2.5. Het middel is tevergeefs voorgesteld.

3. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 19 februari 2013.