Home

Rechtbank Den Haag, 12-01-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:310, AWB - 16 _ 29461

Rechtbank Den Haag, 12-01-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:310, AWB - 16 _ 29461

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
12 januari 2017
Datum publicatie
18 januari 2017
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2017:310
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 16 _ 29461

Inhoudsindicatie

- Opvolgende aanvraag

- Somalië

- Mogadishu

- Gesteld verwesterd, alleenstaande vrouw en behorend tot een minderheidsclan (Reer Hamar)

- Beroep ongegrond

- Geen afzonderlijk beroep tegen inreisverbod nodig

Uitspraak

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 16/29461

gemachtigde mr. E.C. Kaptein,

en

gemachtigde mr. J. Raaijmakers.

Procesverloop

Bij besluit van 15 december 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook heeft verweerder eiseres een vertrektermijn onthouden en haar een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 januari 2017.

Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen N.H. Idilis, tolk in de Somalische taal. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres is van Somalische nationaliteit. Zij is geboren op [geboortedatum]. Op 11 augustus 2015 heeft zij een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag is bij besluit van 16 januari 2016 afgewezen en het daartegen ingestelde beroep is door deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, bij uitspraak van 16 februari 2016 ongegrond verklaard (NL16.83). Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 14 maart 2016 is deze afwijzing onherroepelijk geworden (kenmerk: 201601352/1/V2).

2. Op 13 december 2016 heeft eiseres een opvolgende asielaanvraag ingediend, waaraan zij ten grondslag heeft gelegd dat zij bij terugkeer naar Mogadishu vreest in de negatieve aandacht van Al-Shabaab te staan en als spion te worden aangemerkt. Zij heeft daartoe een beroep gedaan op het beleid zoals vastgelegd in het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire (WBV) 2016/14. Eiseres is inmiddels verwesterd, zij is een alleenstaande vrouw en zij behoort tot de Reer Hamar, een minderheidsclan. Gelet op al haar persoonlijke omstandigheden en in het licht van de landeninformatie ten aanzien van Somalië, behoort zij tot een risicogroep.

3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

4. Op wat eiseres daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.

De rechtbank oordeelt als volgt.

Asielbesluit en inreisverbod

5. De rechtbank overweegt ambtshalve het volgende. Het door eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag gerichte beroep wordt geacht mede te zijn gericht tegen het bij het bestreden besluit mede opgelegde inreisverbod. Onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Afdeling, recentelijk nog de uitspraak van 15 december 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3349), is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een zelfstandig inreisverbod waartegen een afzonderlijk rechtsmiddel moet worden ingesteld. Gelet op de nauwe verwevenheid tussen de afwijzing van de aanvraag, het opleggen van het inreisverbod en de gewenste concentratie van rechtsbescherming, staan tegen het inreisverbod dezelfde rechtsmiddelen open als tegen de afwijzing van de asielaanvraag.

Asielbesluit

6. Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling een opvolgende aanvraag heeft ingediend en deze niet overeenkomstig artikel 30a, eerste lid, onderdeel d of e, van de Vw niet-ontvankelijk is verklaard.

7. In geschil is of verweerder op grond van de onder punt 2 aangevoerde omstandigheden eiseres in het bezit had dienen te stellen van een verblijfsvergunning asiel.

8. De rechtbank stelt allereerst vast dat ten tijde van het bestreden besluit WBV 2016/14, dat met ingang van 2 november 2016 het oude WBV 2015/7 vervangt, van toepassing was. Verweerder heeft bij de beoordeling of sprake is van verwestering echter verwezen naar de oude bepalingen in de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) die sinds inwerkingtreding van het nieuwe beleid ten aanzien van Somalië niet langer van toepassing zijn. Omdat er thans helemaal geen beleid meer geldt voor verwesterde Somalische asielzoekers als bijzondere (risico- of kwetsbare) groep is niet aannemelijk dat eiseres door dit motiveringsgebrek in haar belangen is geschaad. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht dit gebrek passeren.

9. De rechtbank overweegt dat volgens het WBV 2016/14 een vreemdeling die zich erop beroept dat hij er door Al-Shabaab van wordt verdacht te spioneren voor de overheid en afkomstig is uit gebieden die niet onder controle staan van Al-Shabaab (inclusief Mogadishu) aannemelijk moet maken dat juist hij zal worden geconfronteerd met Al-Shabaab. Eiseres is hier niet in geslaagd. Haar enkele terugkeer uit het westen is daartoe onvoldoende. Met betrekking tot haar afkomst, het feit dat zij als een alleenstaande vrouw gezien moet worden en zij inmiddels is verwesterd, wordt het volgende overwogen.

10. Eiseres heeft aangevoerd dat zij bij terugkeer te vrezen heeft vanwege haar afkomst. Niet in geschil is dat eiseres behoort tot de Reer Hamar. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 14 november 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3146) verwezen naar haar uitspraak van 16 augustus 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2221) waarin is overwogen dat uit het algemeen ambtsbericht inzake Somalië van de minister van Buitenlandse Zaken van november 2012 blijkt dat veel Benadiri, een synoniem voor de term Reer Hamar, hun voormalige bezittingen - waaronder huizen - hebben teruggekregen en geen risico lopen slachtoffer te worden van schendingen van mensenrechten. Uit de daarna verschenen ambtsberichten van december 2013 en december 2014 blijkt dat de positie van Reer Hamar sinds 2012 niet is veranderd, aldus de Afdeling.

11. In het ambtsbericht van 30 maart 2016 staat het volgende (pag. 64):

Positie van de Reer Hamar/Benadiri

Beslissing

Rechtsmiddel