Home

Rechtbank Den Haag, 03-11-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:10978, SGR 19/3941, SGR 19/6088, SGR 19/6288 en SGR 19/7787

Rechtbank Den Haag, 03-11-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:10978, SGR 19/3941, SGR 19/6088, SGR 19/6288 en SGR 19/7787

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
3 november 2020
Datum publicatie
17 november 2020
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2020:10978
Zaaknummer
SGR 19/3941, SGR 19/6088, SGR 19/6288 en SGR 19/7787

Inhoudsindicatie

Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de procedures met de zaaknummers SGR 18/8456, SGR 19/1834, SGR 18/6122 en 201904071/1/A3, waarvoor eiser in onderhavige procedures bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor het griffierecht dan wel de reiskosten in verband met het bijwonen van een zitting bij deze rechtbank, procedures zijn in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Deze rechtbank heeft inmiddels meermaals geoordeeld dat eiser de bevoegdheid om een Wob-verzoek in te dienen in relatie tot verweerder gebruikt zonder redelijk doel of met een ander doel dan waartoe zij gegeven is, zodanig dat het aanwenden van die bevoegdheid blijk geeft van kwade trouw. Meermaals is overwogen dat eiser een langlopend conflict heeft met verweerder en geen redelijke verklaring of belang heeft gegeven voor het door hem ingediende grote aantal Wob-verzoeken, bezwaren, beroepen en klachten tegen verweerder. De Afdeling ziet blijkens de uitspraak van 21 augustus 2019 ook niet in waarom eiser vanwege eerdere afwijzingen van zijn Wob-verzoeken gedwongen was om telkens nieuwe verzoeken te doen. De Afdeling heeft voorts overwogen dat niet gebleken is dat eiser daadwerkelijk iets doet met de van verweerder verkregen documenten. In de procedures met zaaknummers SGR 18/8456, SGR 19/1834 en SGR 19/6288 is het beroep ook niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht. De Afdeling heeft de uitspraak in de laatstgenoemde procedure bevestigd. Nu reeds meerdere malen is vastgesteld dat eiser te kwader trouw Wob-procedures voert zonder redelijk doel of met een ander doel dan waartoe zij gegeven is, is de rechtbank van oordeel dat het aanvragen van bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht in dan wel de reiskosten voor deze Wob-procedures – en het procederen daarover – eveneens moet worden aangemerkt als misbruik van recht. Daarnaast past het aanvragen van bijzondere bijstand voor de Wob-procedures in het patroon van ontwrichting door verweerder te overbelasten met verzoeken, klachten en procedures. De beroepen zijn dan ook niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummers: SGR 19/3941, SGR 19/6088, SGR 19/6288 en SGR 19/7787

en

het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) Bollenstreek, verweerder

(gemachtigde: mr. D.F. Rosenbaum).

Procesverloop

Inzake SGR 19/3941

Bij besluit van 29 januari 2019, verzonden op 28 februari 2019, (primair besluit I) heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht in de beroepsprocedure met zaaknummer SGR 18/8456 afgewezen.

Bij besluit van 2 juli 2019 (bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en primair besluit I gehandhaafd.

Eiser heeft tegen bestreden besluit I beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Inzake SGR 19/6088

Bij besluit van 20 mei 2019 (primair besluit II) heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht in de beroepsprocedure met zaaknummer SGR 19/1834 afgewezen.

Bij besluit van 12 augustus 2019 (bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en primair besluit II gehandhaafd.

Eiser heeft tegen bestreden besluit II beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Inzake SGR 19/6288

Bij besluit van 24 mei 2019 (primair besluit III) heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor de reiskosten in verband met het bijwonen van een zitting van deze rechtbank in de beroepsprocedure met zaaknummer SGR 18/6122 afgewezen.

Bij besluit van 19 augustus 2019, verzonden op 20 augustus 2019, (bestreden besluit III) heeft verweerder het bezwaar van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en primair besluit III gehandhaafd.

Eiser heeft tegen bestreden besluit III beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Inzake SGR 19/7787

Bij besluit van 15 juli 2019 (primair besluit IV) heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht in een hoger beroepsprocedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) met zaaknummer 201904071/1/A3 afgewezen.

Bij besluit van 21 oktober 2019, verzonden op 22 oktober 2019, (bestreden besluit IV) heeft verweerder het bezwaar van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en primair besluit IV gehandhaafd.

Eiser heeft tegen bestreden besluit IV beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

In alle zaken

In onderhavige zaken, alsmede in de zaken met de zaaknummers SGR 18/6383, SGR 18/7835, SGR 18/8370, SGR 18/8386, SGR 19/1014, SGR 19/1538, SGR 19/2155, SGR 19/2162, SGR 19/2163, SGR 19/2169, SGR 19/2772, SGR 19/4738, SGR 19/4741, SGR 19/4743, SGR 19/4811, SGR 19/4991, SGR 19/5340, SGR 19/5525, SGR 19/5832, SGR 19/5833, SGR 19/5834, SGR 19/6089, SGR 19/6090, SGR 19/6292, SGR 19/6441, SGR 19/6443, SGR 19/7248, SGR 19/7115, SGR 19/7122, SGR 19/7417, SGR 19/7788, SGR 19/7790, SGR 19/7965, SGR 19/7996, SGR 20/311, SGR 20/886, SGR 20/887, SGR 20/888, SGR 20/987, SGR 20/989, SGR 20/990, SGR 20/991, SGR 20/1007, SGR 20/1008, SGR 20/1009 en SGR 20/1010, zijn eiser, de heer [A] , directeur van de ISD Bollenstreek, en de heer J. van Rijn, wethouder van de gemeente Hillegom, bij brieven van 20 februari 2020 opgeroepen om te verschijnen op de regiezitting van de meervoudige kamer van 13 maart 2020. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich tijdens deze regiezitting laten vertegenwoordigen door mr. V.L.T. van Roy. Voorts zijn namens verweerder [A] , [B] en de gemachtigde van verweerder, mr. D.F. Rosenbaum, verschenen. Ter zitting hebben beide partijen aangegeven bereid te zijn om middels mediation te proberen tot een oplossing van het conflict te komen. Hiertoe heeft de rechtbank het onderzoek in deze zaken geschorst in afwachting van de uitkomst van het mediationtraject. Op 30 maart 2020 heeft het mediationbureau van de rechtbank bericht dat het mediationtraject zonder onderlinge overeenstemming beëindigd is.

Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 23 september 2020. Tijdens deze zitting van de meervoudige kamer is tevens het beroep behandeld in de zaken met zaaknummers: SGR 18/6386, SGR 19/3521, SGR 19/4738, SGR 19/4741, SGR 19/4743, SGR 19/4811, SGR 19/4991, SGR 19/5340, SGR 19/5525, SGR 19/5832, SGR 19/5833, SGR 19/5834, SGR 19/6089, SGR 19/6090, SGR 19/6292, SGR 19/6441, SGR 19/6443, SGR 19/7115, SGR 19/7122, SGR 19/7248, SGR 19/7417, SGR 19/7669, SGR 19/7683, SGR 19/7788, SGR 19/7790, SGR 19/7965, SGR 19/7996, SGR 20/311 en SGR 20/667, die bij afzonderlijke uitspraak worden beoordeeld.

Eiser is, met voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst.

Overwegingen

Algemeen

De onderhavige procedures staan niet op zichzelf, maar maken onderdeel uit van een langlopend conflict tussen eiser en verweerder. Sinds februari 2014 heeft ISD Bollenstreek verschillende uitkeringen aan eiser verstrekt onder meer op grond van de Wet werk en bijstand, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen en de Participatiewet. Nadat op enig moment verschil van inzicht is ontstaan tussen partijen is de situatie in de jaren daarna geleidelijk ontspoord. Eiser heeft in de loop der jaren talloze aanvragen ingediend in het kader van de (bijzondere) bijstand en vele verzoeken gedaan op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Ook heeft eiser vele honderden bezwaarschriften en tientallen klachten ingediend. Verder hebben partijen over en weer meermalen aangifte gedaan bij de politie van onder meer bedreiging en smaad dan wel laster. Daarnaast zijn partijen – naast bestuursrechtelijke procedures – verwikkeld in diverse civiele procedures. Het conflict komt er – zeer kort weergegeven – op neer dat verweerder eiser verwijt dat hij misbruik van procesrecht maakt, terwijl eiser vindt dat sprake is van stelselmatig onbehoorlijk bestuur. Verschillende pogingen – onder meer op initiatief van deze rechtbank – om middels mediation tot een oplossing van dit conflict te komen, zijn gestrand.

Betalingsonmacht

Eiser heeft een beroep op betalingsonmacht gedaan. De rechtbank heeft eiser bij brief van 21 juli 2020 voorlopig vrijgesteld van het betalen van griffierecht. Ter zitting op

23 september 2020 heeft de rechtbank eiser definitief vrijgesteld van het betalen van griffierecht in onderhavige zaken.

Inhoudelijk

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

1.1

Op 3 januari 2019 heeft eiser bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van het griffierecht in de procedure bij deze rechtbank met zaaknummer SGR 18/8456. Bij primair besluit I heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Op 19 maart 2019 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij brief van 29 mei 2019 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld. Op 19 juni 2019 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar tegen het primaire besluit. Hangende het beroep heeft verweerder op 2 juli 2019 alsnog een beslissing op bezwaar, bestreden besluit I, genomen, waarbij eisers bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard wegens misbruik van recht.

1.2

Op 25 maart 2019 heeft eiser bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van het griffierecht in de procedure bij deze rechtbank met zaaknummer SGR 19/1834. Bij primair besluit II heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij bestreden besluit II heeft verweerder eisers bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht.

1.3

Op 4 april 2019 heeft eiser bijzondere bijstand aangevraagd voor de reiskosten in verband met het bijwonen van een zitting bij deze rechtbank in de beroepsprocedure met zaaknummer SGR 18/6122. Bij primair besluit III heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij bestreden besluit III heeft verweerder eisers bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht.

1.4

Op 29 mei 2019 heeft eiser bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van het griffierecht in een hoger beroepsprocedure bij de Afdeling met zaaknummer 201904071/1/A3. Bij primair besluit IV heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij bestreden besluit IV heeft verweerder eisers bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht.

2. Verweerder stelt zich – samengevat weergegeven – op het standpunt dat het eisers enige intentie is het ambtelijk apparaat van verweerder te ontwrichten door verweerder te overspoelen met eindeloze verzoeken en kansloze procedures. Eiser maakt, volgens verweerder, dan ook structureel misbruik van recht.

3. Eiser stelt zich in zijn beroepschriften – samengevat weergegeven – op het standpunt dat verweerder de bevoegdheid niet toekomt om een bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren vanwege misbruik van recht. Niet verweerder maar de rechtbank dient te beoordelen of hiervan sprake is. Daarnaast kan niet op voorhand aangenomen worden dat sprake is van misbruik van recht. Elke zaak dient namelijk individueel beoordeeld te worden.

4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.

5. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van

8 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1587), kan ingevolge artikel 13, gelezen in verbinding met artikel 15, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW), de bevoegdheid om bij de bestuursrechter beroep in te stellen niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Deze artikelen verzetten zich tegen inhoudelijke behandeling van een bij de bestuursrechter ingesteld beroep dat misbruik van recht behelst, en bieden een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van een zodanig beroep. Daartoe zijn zwaarwichtige gronden vereist, die onder meer aanwezig zijn indien rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.

6.1

Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de procedures met de zaaknummers SGR 18/8456, SGR 19/1834, SGR 18/6122 en 201904071/1/A3, waarvoor eiser in onderhavige procedures bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor het griffierecht dan wel de reiskosten in verband met het bijwonen van een zitting bij deze rechtbank, procedures zijn in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Deze rechtbank heeft inmiddels meermaals geoordeeld dat eiser de bevoegdheid om een Wob-verzoek in te dienen in relatie tot verweerder gebruikt zonder redelijk doel of met een ander doel dan waartoe zij gegeven is, zodanig dat het aanwenden van die bevoegdheid blijk geeft van kwade trouw. De rechtbank verwijst naar de uitspraken van 15 augustus 2018 (ECLI:NL:RBDHA:2018:9862) en 4 november 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:11676). Deze uitspraken heeft de Afdeling bevestigd in de uitspraken van 21 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2817) en 8 mei 2020 (zaaknummer 201909023/2/A3).

6.2

In bovengenoemde uitspraken is – samengevat weergegeven – overwogen dat eiser een langlopend conflict heeft met verweerder en geen redelijke verklaring of belang heeft gegeven voor het door hem ingediende grote aantal Wob-verzoeken, bezwaren, beroepen en klachten tegen verweerder. De Afdeling ziet blijkens de uitspraak van 21 augustus 2019 ook niet in waarom eiser vanwege eerdere afwijzingen van zijn Wob-verzoeken gedwongen was om telkens nieuwe verzoeken te doen. De Afdeling heeft voorts overwogen dat niet gebleken is dat eiser daadwerkelijk iets doet met de van verweerder verkregen documenten. In de uitspraak van 8 mei 2020 heeft de Afdeling in dit verband onder meer van belang geacht dat eiser op 5 februari 2020 987 werkprocessen op zijn naam heeft staan bij verweerder, 84 lopende beroepsprocedures heeft bij de rechtbank, 5 hoger beroepsprocedures bij de Afdeling en 3 bij de Centrale Raad van Beroep. Waar een gemiddelde klant 3 contactmomenten per jaar heeft, overschrijdt eiser dat aantal regelmatig op één dag zonder hiervoor een redelijke verklaring te geven.

6.3

In de procedure met zaaknummer SGR 18/8456, waarvoor eiser in de procedure met zaaknummer SGR 19/3941 bijzondere bijstand voor het griffierecht heeft aangevraagd, heeft deze rechtbank het beroep van eiser bij uitspraak van 2 oktober 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:10313) eveneens niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht.

6.4

Hetzelfde geldt voor de procedure met zaaknummer SGR 19/1834, waarvoor eiser in de procedure met zaaknummer SGR 19/6088 bijzondere bijstand voor het griffierecht heeft aangevraagd. Bij uitspraak van 18 september 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:9404) heeft deze rechtbank het beroep (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht.

6.5

De procedure met zaaknummer SGR 19/6288 heeft betrekking op een aanvraag om bijzondere bijstand voor de reiskosten in verband met het reizen naar deze rechtbank voor de behandeling van het beroep met zaaknummer SGR 18/6122. Bij uitspraak van

11 april 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:3584) heeft deze rechtbank (ook) dit beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht. Deze uitspraak heeft de Afdeling bij uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht) van 8 januari 2020 (zaaknummer 201904071/2/A3) bevestigd. In deze uitspraak heeft de Afdeling opnieuw geoordeeld dat eiser de bevoegdheid om een Wob-verzoek in te dienen heeft gebruikt zonder redelijk doel of met een ander doel dan waartoe zij gegeven is, zodanig dat het aanwenden van die bevoegdheid blijk geeft van kwade trouw.

6.6

De procedure met zaaknummer SGR 19/7787 heeft betrekking op een aanvraag om bijzondere bijstand voor het griffierecht in een hoger beroepsprocedure bij de Afdeling met zaaknummer 201904071/1/A3. Uit de bij het verweerschrift verstrekte productie A maakt de rechtbank op dat de procedure met nummer 201904071/1/A3 het hoger beroep gericht tegen de in 6.5 genoemde uitspraak van deze rechtbank van 11 april 2019 (SGR 18/6122, ECLI:NL:RBDHA:2019:3584) betreft. Zoals reeds in 6.5 is overwogen, heeft de Afdeling deze uitspraak bevestigd bij uitspraak na vereenvoudigde behandeling van 8 januari 2020.

6.7

Nu reeds meerdere malen is vastgesteld dat eiser te kwader trouw Wob-procedures voert zonder redelijk doel of met een ander doel dan waartoe zij gegeven is, is de rechtbank van oordeel dat het aanvragen van bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht in dan wel de reiskosten voor deze Wob-procedures – en het procederen daarover – eveneens moet worden aangemerkt als misbruik van recht. Daarnaast past het aanvragen van bijzondere bijstand voor de Wob-procedures in het patroon van ontwrichting door verweerder te overbelasten met verzoeken, klachten en procedures, zoals dat ook is weergegeven in rechtsoverweging 6.2.

7. De beroepen zijn dan ook niet-ontvankelijk.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, voorzitter, en mr. D.R. van der Meer en mr. D. Biever, leden, in aanwezigheid van mr. R.A.E. Bach, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 november 2020.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel