Home

Rechtbank Oost-Brabant, 24-01-2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:376, SHE 21/1418

Rechtbank Oost-Brabant, 24-01-2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:376, SHE 21/1418

Gegevens

Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum uitspraak
24 januari 2023
Datum publicatie
26 januari 2023
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2023:376
Formele relaties
Zaaknummer
SHE 21/1418

Inhoudsindicatie

Wet WIA. Beëindigen uitkering na werkgeversbezwaar. Einduitspraak na tussenuitspraak waarin eiser is opgedragen zijn beroepsgronden te concretiseren en helder en beknopt te onderbouwen. Onderzoek voldoende zorgvuldig en besluit berust om medisch-inhoudelijk juiste gronden. Diverse arbeidskundige gronden (waaronder juistheid van de in het CBBS opgenomen gegevens, de computervaardigheden en het opleidingsniveau van eiser en de overschrijding van eisers belastbaarheid) slagen niet. Beroep ongegrond

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummer: SHE 21/1418

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [naam] ),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV

(gemachtigde: P.M.W. van der Helm).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de vraag of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser op 3 mei 2020 en 16 juni 2021 juist heeft vastgesteld. Daarna is de vraag aan de orde of het UWV de uitkering van eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) terecht per 16 juni 2021 heeft beëindigd. Die vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Hierna volgen eerst de stappen die zijn gezet in deze procedure. Daarna volgen de feiten, de standpunten en de beoordeling door de rechtbank.

1.1.

Met het besluit van 28 september 2017 is aan eiser per 3 november 2017 op grond van de Wet WIA een loongerelateerde uitkering (LGA-uitkering) toegekend, omdat hij op arbeidskundige gronden 100% arbeidsongeschikt was en daarom volledig arbeidsongeschikt werd geacht. De (ex-)werkgever van eiser, [naam] B.V., heeft hiertegen bezwaar gemaakt wat door het UWV met het besluit van 25 april 2018 ongegrond is verklaard.

1.2.

Met het besluit van 19 februari 2020 heeft het UWV bepaald dat eiser onverminderd volledig arbeidsongeschikt is en dat per 3 mei 2020 zijn LGA-uitkering wordt omgezet in een loonaanvullingsuitkering (LAU-uitkering).

1.3.

Met het besluit van 4 mei 2021 heeft het UWV het bezwaar van de (ex-)werkgever van eiser tegen het besluit van 19 februari 2020 gegrond verklaard. Het UWV heeft eisers mate van arbeidsongeschiktheid per 3 mei 2020 vastgesteld op 16,28%. Dit betekent voor eiser dat zijn LAU-uitkering met ingang van 16 juni 2021 zal worden beëindigd.

1.4.

Eiser heeft tegen het besluit van 4 mei 2021 (het bestreden besluit) besluit beroep ingesteld.

1.5.

Op 20 juli 2021 heeft het UWV de rechtbank gevraagd nader onderzoek te mogen verrichten naar eisers mate van arbeidsongeschiktheid op 16 juni 2021. Aanleiding voor dit verzoek is de opmerking van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (B&B) in de rapportage van 19 juli 2022 dat hij niet op de hoogte is van de medische toestand van eiser op 16 juni 2021. De rechtbank heeft het UWV op 4 oktober 2021 toestemming verleend voor dat onderzoek.

1.6.

Het UWV heeft op 4 februari 2022 een verweerschrift ingediend. In dat verweerschrift staat dat na verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek gebleken is dat eisers mate van arbeidsongeschiktheid op 16 juni 2021 34,10% bedraagt en dat dit onverkort aanleiding is om de WIA-uitkering van eiser per die datum te beëindigen.

1.7.

Op 5 oktober 2022 is tussenuitspraak gedaan omdat de rechtbank in deze zaak aanleiding heeft gezien een beperking te stellen aan de omvang van de processtukken.1 De rechtbank heeft eiser de gelegenheid geboden om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak schriftelijke inlichtingen te geven – wat hier betekent: een brief aan de rechtbank te sturen – waarin in maximaal 10 pagina’s:

-

de concrete beroepsgronden,

-

de onderbouwing daarvan en

-

de verwijzing naar concrete stukken, helder en beknopt worden besproken. Daarbij kan worden volstaan met verwijzing naar de reeds overgelegde stukken en de relevante

1.8.

Eiser heeft op 12 oktober 2022 gereageerd. Op 20 oktober 2022 heeft de rechtbank de reactie van eiser doorgestuurd aan het UWV. Het UWV heeft op 15 november 2022 gereageerd.

1.9.

De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van het UWV en de arbeidsdeskundige bezwaar & beroep (B&B) van het UWV J.A.F. Vrijburg.

Overwegingen

Feiten

2. Eiser werkt sinds [datum] 1977 bij [naam] B.V., laatstelijk als northern area operator (operator waterzuivering [naam] ). Op 6 november 2015 is hij ziek gemeld wegens gewrichtsklachten als gevolg van polyartrose. Op 14 februari 2017 heeft eiser een aanvraag gedaan om eerder in aanmerking te komen voor een WIA-uitkering. Bij besluit van 6 april 2017 heeft het UWV die aanvraag WIA met verkorte wachttijd afgewezen. Het door de (ex-)werkgever tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft het UWV ongegrond verklaard bij besluit van 9 november 2017. Op 27 juli 2017 heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd. Hierna hebben de gebeurtenissen plaatsgevonden zoals weergegeven onder het kopje ‘Inleiding’.

Standpunten van partijen

3. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft eiser zijn beroep nader toegelicht en heeft hij aangegeven dat de volgende beroepsgronden nog aan de orde zijn:

  1. Het UWV heeft de beperkingen van eiser onderschat. Er had een beperking aangenomen moeten worden op het beoordelingspunt “werken met toetsenbord en muis” (4.6). Op zitting heeft hij dit punt toegelicht en aangevuld. Eiser is van mening dat niet genoeg beperkingen zijn vastgesteld en wijst daarbij naar het rapport van 8 maart 2021 en 2 juni 2021 van verzekeringsarts J.W.H.J. Verzijden en het rapport van 24 augustus 2017 van verzekeringsarts F.X.H.M. Op de Coul waar aanzienlijk meer beperkingen in zijn aangenomen.

  2. Eiser is met zijn beperkingen niet in staat om de geselecteerde functies te verrichten. Zijn belastbaarheid wordt overschreden in de beoordelingspunten “repetitieve hand/vingerbewegingen” (4.3.8) en “het hoofd in een bepaalde stand houden tijdens het werk” (5.8).

  3. Er is van een te hoog opleidingsniveau (4) van eiser uitgegaan.

  4. In het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) van het UWV zijn van de geselecteerde functies de opleidings- en werkervaringseisen ondergewaardeerd opgenomen wat onder andere blijkt uit diverse overgelegde vacatureteksten.

  5. Voor eiser is de functie administratief medewerker notaris, advocaat (SBC 532040) ten onrechte geselecteerd, omdat die hoe dan ook zijn opleidingsniveau te boven gaat.

  6. Eiser kan de hem voorgehouden functies niet verrichten, omdat hij niet beschikt over de juiste vaardigheden en bekwaamheden. Eiser noemt met name zijn type- en computervaardigheden die tekort schieten voor de geselecteerde functies. Dat het UWV veronderstelt dat de benodigde vaardigheden binnen zes maanden kunnen worden aangeleerd is niet voldoende om tot een ander oordeel te kunnen komen.

  7. De mediane loonwaarde is niet juist berekend.

  8. De indexering van het maatmanloon is niet juist.

  9. Eiser heeft zodanige kenmerken dat van een werkgever in redelijkheid niet kan worden verlangd hem in bepaalde arbeid te werk te stellen zoals bedoeld in artikel 9, aanhef en onder e, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit).

  10. De beslissing op bezwaar van 4 mei 2021 is genomen in strijd met diverse algemene beginselen van behoorlijk bestuur en bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

4. Het UWV handhaaft in het bestreden besluit zijn beslissing over de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser op 3 mei 2020 en 16 juni 2021 en de beëindiging van zijn WIA-uitkering per 16 juni 2021. Daarbij verwijst het UWV naar de beoordelingen van de verzekeringsarts Bezwaar en Beroep (B&B) en de arbeidsdeskundige B&B.

De zorgvuldigheid van de besluitvorming

5. De Centrale Raad van Beroep (de Raad) is in Nederland de hoogste rechter die oordeelt over arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. De Raad heeft inmiddels al in veel zaken uitgesproken dat het UWV zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan een aantal in het Schattingsbesluit opgenomen voorwaarden voldoen, te weten:

-

zij moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen,

-

ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en

-

de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen.

5.1.

Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. De rechtbank beoordeelt of de rapporten die in deze zaak zijn opgesteld, voldoen aan de hierboven genoemde voorwaarden. Voor het aanvechten van de inhoudelijke medische beoordeling van de verzekeringsarts geldt dat eiser niet zal kunnen volstaan met de enkele stelling dat hij meer beperkt is dan de verzekeringsarts heeft aangenomen. Hij zal dat standpunt moeten onderbouwen, bijvoorbeeld met medische informatie.

5.2.

Tegen die achtergrond is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek van het UWV voldoende zorgvuldig is geweest. Daarbij is het volgende van belang. Uit het rapport van de primaire arts A.L. Schiffelers van 4 juni 2020 blijkt dat het dossier is bestudeerd en dat eiser op 3 juni 2020 telefonisch is gehoord. Tijdens dat telefonisch horen is eiser psychisch onderzocht. Het rapport is getoetst en akkoord bevonden door de primaire verzekeringsarts J.A.G. Wijnen. Naar aanleiding van het bezwaar van de (ex-)werkgever is eiser opgeroepen voor een spreekuurcontact met de verzekeringsarts B&B R.A. Admiraal. Dat contact heeft plaatsgehad op 11 december 2020. Uit het rapport van 11 december 2020 van de verzekeringsarts B&B blijkt dat het dossier werd bestudeerd en dat hij eiser lichamelijk en psychisch heeft onderzocht. De verzekeringsarts B&B heeft aanleiding gezien af te wijken van de belastbaarheid zoals die door de primaire (verzekerings)arts is beschreven. De verzekeringsarts B&B heeft deze wijziging vastgelegd in de functionele mogelijkhedenlijst (fml) van 11 december 2020. De beperkingen gelden vanaf 3 mei 2020. Naar aanleiding van de zienwijze van eiser op de voorgenomen wijziging van zijn WIA-uitkering heeft de verzekeringsarts B&B op 26 april 2021 gerapporteerd. Uit dat rapport blijkt dat het dossier werd bestudeerd en de in bezwaar (van eiser) ontvangen medische gegevens (verslag MRI CWK van 26 februari 2021) werden bestudeerd. De verzekeringsarts B&B heeft daarin geen aanleiding gezien de fml van 11 december 2020 te wijzigen. In beroep komt het UWV tot de conclusie dat ook moet worden gekeken naar de medische situatie van eiser op 16 juni 2021, de datum waarop de WIA-uitkering van eiser uiteindelijk is beëindigd. Uit het rapport van 3 januari 2022 blijkt dat het dossier werd bestudeerd waaronder de in beroep overgelegde medische informatie en dat eiser is gezien en lichamelijk en psychisch is onderzocht tijdens het spreekuur van 19 november 2021. Volgens de verzekeringsarts B&B is op 16 juni 2021 sprake van een uitbreiding van de beperkingen van eiser ten opzichte van 3 mei 2020. De beperkingen zoals die gelden op 16 juni 2021 zijn vastgelegd in de fml van 3 januari 2022.

5.3.

De rechtbank heeft geen reden om te oordelen dat het UWV aanvullend onderzoek had moeten doen of aanvullende medische informatie had moeten opvragen. Daarbij volgt de rechtbank de stelling van het UWV dat uit vaste rechtspraak van de Raad volgt dat een verzekeringsarts in beginsel op zijn eigen oordeel kan varen als het gaat om het vaststellen van beperkingen. Verder is de rechtbank van oordeel dat de rapportages van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden bevatten en dat de conclusies van de rapportages logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen.

5.4.

De omstandigheid dat het UWV zijn besluit om de WIA-uitkering per 16 juni 2021 te beëindigen pas in beroep van een (deugdelijke) motivering heeft voorzien zal de rechtbank passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Eiser heeft met dit nadere onderzoek ingestemd en ook op de uitkomsten daarvan kunnen reageren. Niet is gebleken dat eiser hierdoor is benadeeld. Aangezien de rechtbank toepassing geeft aan artikel 6:22 van de Awb is er voor de rechtbank wel aanleiding om te bepalen dat het UWV de proceskosten van eiser en het door hem betaalde griffierecht moet vergoeden. Hierna zal de rechtbank onder het kopje ‘Conclusie en gevolgen’ aangeven wat dat concreet betekent.

Is het bestreden besluit medisch-inhoudelijk juist?

6. Ter beantwoording van bovenstaande vraag beoordeelt de rechtbank of eiser met wat hij heeft aangevoerd, twijfel heeft doen ontstaan aan de juistheid van de besluitvorming door het UWV. Als die twijfel er is, en als die – na een eventuele reactie van het UWV – niet wordt weggenomen, kan ook daarin reden bestaan om een (medisch) deskundige te benoemen. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.

6.1.

De rechtbank stelt vast dat het UWV bekend is met de lichamelijke en psychische klachten van eiser. Volgens de verzekeringsarts B&B is op 3 mei 2020 geen sprake van een wezenlijke veranderingen in de medische toestand van eiser. In het geval van eiser is sprake van een gegeneraliseerde artrose, overige klachten aan bot, spier en voet, discopathie, jicht en hypertensie. Eiser ervaart weliswaar meer pijn- en vermoeidheidsklachten maar er zijn geen objectieve gegevens waaruit een toename van afwijkingen blijkt. Eiser is niet meer onder controle van een specialist en ook niet onder behandeling van een fysiotherapeut. De door de (primaire) verzekeringsarts gegeven uitbreiding van de beperking op het onderdeel lopen tijdens het werk terug heeft de verzekeringsarts B&B teruggedraaid naar de situatie zoals die in 2017 was. Eiser is met zijn beperkingen aangewezen op licht fysiek werk.

6.2.

Op 16 juni 2021 is de hoofddiagnose onveranderd polyartrose. Eiser is in 2016 door zijn reumatoloog geadviseerd zoveel mogelijk in beweging blijven. Hij moet overbelasting vermijden, maar belast bewegen als zich geen actieve synovitis voordoet. Dat advies is nog steeds van toepassing. Toch is volgens de verzekeringsarts B&B sprake van een toename van de beperkingen ten opzichte van 3 mei 2020. Die toename is het gevolg van de financiële tegenslagen die eiser inmiddels heeft ervaren (mede als gevolg van het feit dat het UWV zijn uitkering heeft beëindigd en hij niet in aanmerking komt voor een vervangende uitkering). Door deze tegenslagen heeft eiser rond februari 2021 een depressie van matige ernst ontwikkeld. In de fml die ziet op 16 juni 2021 zijn daarvoor beperkingen aan de orde ten aanzien van veelvuldige deadlines/productiepieken, emotionele problemen van anderen hanteren, indringende conflicthantering en (eind)verantwoordelijkheid (wat is verwerkt in de items 1.8.4, 2.6, 2.8. 2.11, 2.12.5 en 3.1). Voor het overige bestaat geen aanleiding de fml (verder) aan te passen. Met name de diverse artrotische afwijkingen van het houdings- en bewegingsapparaat, de cervicobrachialgie rechts met AC-artrose geven daartoe geen aanleiding. Op lichamelijk vlak zijn de beperkingen van eiser gelijk van de beperkingen zoals die op 3 mei 2020 werden vastgesteld.

6.3.

De rechtbank ziet geen aanleiding deze bevindingen van de verzekeringsarts B&B voor onjuist te houden. De bevindingen van verzekeringsarts Verzijden doen hier geen twijfel aan ontstaan. In de rapportage van 3 januari 2022 is de verzekeringsarts B&B uitvoerig ingegaan op de bevindingen van de door eiser ingeschakelde verzekeringsarts Verzijden. De verzekeringsarts B&B beargumenteerd waarom hij in de bevindingen van Verzijden geen aanleiding ziet een ander standpunt in te nemen. In dat oordeel heeft de verzekeringsarts ook de in beroep gekregen informatie van eisers behandelaars betrokken. Het gaat om informatie van de huisarts van 8 november 2021 en 22 december 2021, van de neuroloog van 9 maart 2021, van de longarts van 1 december 2020 en van de orthopeed van 21 april 2021. De verzekeringsarts B&B heeft aangegeven dat Verzijden geen onderbouwing of ondersteuning op grond van eigen onderzoekgegevens geeft voor zijn standpunt dat zwaardere beperkingen moeten worden aangenomen voor hand- en vingergebruik. Dit blijkt ook niet uit de gegevens van behandelende sector of de eigen onderzoeksbevindingen van de verzekeringsarts B&B. Dit geldt ook voor de beperking die Verzijden heeft aangegeven voor het bedienen van (4.5) en werken met (4.6) met toetsenbord en muis. Volgens de verzekeringsarts B&B is een dergelijke beperking niet aan de orde omdat eiser beschikt over nagenoeg volledige bewegingsmogelijkheid van de vingers. Eiser is beperkt in het maken van repetitieve handelingen. Aan de rechterhand kan hij de wijsvinger niet goed strekken en aan de linkerhand kan hij de duim beperkt bewegen. Een gebogen rechterwijsvinger hoeft eiser niet te belemmeren in het gebruik van toetsenbord en muis. Ook het (enige tijd achtereen) werken met toetsenbord en muis is niet beperkt omdat deze activiteit weinig kracht vergt. Eiser heeft de fysieke mogelijkheden om een toetsenbord en muis te bedienen en kan gedurende het merendeel van de werkdag werken met toetsenbord en muis. De verzekeringsarts is net al Verzijden van mening dat eiser beperkt is ten aanzien van rug belastend werk. Uit de medische informatie blijkt dat sprake is van discopathie en degeneratieve veranderingen in de lumbale wervelkolom. Deze afwijkingen in de onderrug zijn leeftijd conform en maken niet dat eiser, zoals hij zegt, niet langdurig kan zitten. hetgeen de verzekeringsarts B&B ook uit eigen onderzoek is gebleken. De door Verzijden veronderstelde beperking voor frequent reiken noemt de verzekeringsarts B&B vaag omdat hij niet uitlegt welk ziektebeeld tot deze beperking leidt. Volgens de verzekeringsarts B&B heeft eiser geen aandoening die het hiervoor benodigde strekken en buigen van de arm minder goed of minder vaak mogelijk maakt. Ook is geen sprake van een aandoening van de schouders die eiser beperkt in het langdurig boven schouderhoogte actief zijn. Uit de meest recente informatie van de neuroloog en orthopeed blijkt dat sprake is van gecombineerd beeld van schouderproblematiek (AC-artrose) en enige cervicale wortelprikkeling rechts. De verzekeringsarts B&B heeft op grond van deze bevindingen beperkingen aangenomen voor nek, schouder en arm. De urenbeperking heeft Verzijden niet geobjectiveerd en niet deugdelijk gemotiveerd aan de hand van de standaard Duurbelastbaarheid in arbeid. Uit het eigen onderzoek van Verzijden blijkt niet dat een urenbeperking moet worden aangenomen op energetische gronden. Verzijden heeft geen dagverhaal opgenomen en ook zijn eigen waarneming ontbreekt. De gegeneraliseerde artrose maakt volgens de verzekeringsarts B&B dat eiser het meest gebaat is bij veel bewegen. Eiser ziet er niet vermoeid uit en ook Verzijden geeft aan dat veel bewegen goed is bij dit ziektebeeld. Er is daarom geen energetische indicatie voor een urenbeperking. Er is volgens de verzekeringsarts B&B geen aanleiding verdergaande beperkingen aan te nemen.

6.4.

Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het UWV de beperkingen van eiser op 3 mei 2020 zoals die zijn beschreven in de fml van 11 december 2020 juist en de beperkingen op 16 juni 2021 zoals ie zijn beschreven in de fml van 3 januari 2022 juist heeft vastgesteld.

Is het bestreden besluit op arbeidskundige gronden juist?

De in het CBBS opgenomen gegevens

7. Volgens vaste rechtspraak van de Raad2 dient, mede gelet op het theoretisch karakter van de schatting, in beginsel van de juistheid van de aan het systeem van het CBBS ontleende gegevens te worden uitgegaan. Daarbij geldt dat een uitzondering op die regel aangewezen kan zijn als eiser erin slaagt om de juistheid van de aan het CBBS ontleende gegevens van feitelijke aard voldoende gemotiveerd te bestrijden of als de rechter zelf twijfelt aan de juistheid van deze gegevens.

7.1.

Naar aanleiding van wat eiser heeft aangevoerd over het CBBS en de daarin opgenomen gegevens over functies, functie- en opleidingseisen en belastende factoren van functies, heeft het UWV ter zitting toegelicht op welke wijze functies in het CBBS worden opgenomen voor gebruik bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen. Daaruit blijkt het volgende. Voordat een functie wordt opgenomen in het CBBS verricht een arbeidsdeskundig analist van het UWV een onderzoek bij de werkgever. Dat onderzoek bestaat in ieder geval uit interviews over de functie en uit waarnemingen en metingen bij het uitoefenen van de functie. Verder verzamelt de arbeidsdeskundig analist bij de werkgever informatie over de beschrijving van de functie, de salarisgegevens en de minimum opleidings- en ervaringseisen. Al deze gegevens worden door de arbeidsdeskundig analist opgenomen in een rapport, dat de vorm krijgt van een functiebeschrijving. De aldus door de analist vervaardigde functiebeschrijving wordt eerst getoetst door een collega arbeidskundig analist. Daarna wordt de functiebeschrijving in zijn geheel opgenomen in het CBBS. Het UWV heeft toegelicht dat ook nadat een functie is opgenomen regelmatig wordt getoetst via onder meer onderzoek ter plekke, of de gegevens over de functie nog correct zijn. Met deze toelichting van het UWV is voldoende duidelijk dat een in het CBBS opgenomen functiebeschrijving rechtstreeks is gebaseerd op de waarnemingen en bevindingen van de arbeidsdeskundig analist. De functiebeschrijving is vervolgens in de door de analist opgemaakte vorm door de (bezwaar)arbeidsdeskundige direct te raadplegen in het CBBS ten behoeve van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling.

7.2.

De door het UWV uit het CBBS geselecteerde functies die voor een arbeidsongeschiktheidsschatting worden gebruikt betreffen de in het CBBS opgenomen functiebeschrijvingen. Daarbij worden de resultaten op grond van een vergelijking van de belastende factoren van die functies met de belastbare mogelijkheden van een verzekerde zoals die zijn vastgelegd in een fml, gepresenteerd in het zogenoemde resultaat functiebeoordeling. Deze functiebeschrijvingen kunnen ter beschikking worden gesteld aan eiser en worden, als resultaat van de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid, bij een procedure voor de bestuursrechter in het procesdossier opgenomen, evenals de fml. Hierdoor is een inzichtelijk en gedetailleerd geheel aan gegevens beschikbaar dat door de betrokkene betwist kan worden en aan de hand waarvan de rechter kan toetsen of het resultaat – de door het UWV voor betrokkene passend geachte functies – in overeenstemming is met de vereisten in het Schattingsbesluit.

7.3.

De rechtbank heeft, mede gelet op de onder 7.1. en 7.2. weergegeven werkwijze, geen reden in deze zaak van het onder 7. weergegeven uitgangspunt af te wijken. De rechtbank is niet gebleken dat het functiebestand van het CBBS onjuiste informatie van feitelijke bevat. Het feit dat eiser vindt dat op basis van de door hem overgelegde vacatureteksten blijkt dat in het CBBS (telkens) wordt uitgegaan van een te laag opleidingsniveau bij de daarin opgenomen functies is bovendien geen gegeven van feitelijke aard. Voor het kunnen toekennen van een opleidingsniveau aan een bepaalde functie zijn wel gegevens van feitelijk aard benodigd, maar uiteindelijk betreft die toekenning een deskundige waardering van die gegevens door een (ter zake deskundige) arbeidskundig analist. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de arbeidskundig analist in de waardering van de geselecteerde functies van feitelijk onjuiste gegevens is uitgegaan. Dat eiser het niet eens is met die waardering kan niet zondermeer tot het oordeel leiden dat de daaraan ten grondslag liggende feitelijke gegevens onjuist zijn. Deze beroepsgrond van eiser slaagt niet.

7.4.

Voor zover eiser nog aanvoert dat het UWV informatie uit het CBBS geheim houdt, wat strijdig is met het beginsel van equality of arms, slaagt dat niet. In zijn rechtspraak heeft de Raad overwogen dat met het uit artikel 6, eerste lid, van het EVRM voortvloeiende vereiste van equality of arms niet in strijd is dat het UWV door middel van het CBBS beschikt over gegevens die voor de betrokkene niet alle kenbaar zijn. De rechtbank verwijst naar de uitgebreide overwegingen in die uitspraak.3

7.5.

Om de arbeidskundige beoordeling te kunnen controleren zijn de recapitulatie voorselectie, de samenvatting arbeidsmogelijkhedenlijst en de resultaten functiebeoordeling van de geduide functies nodig. Op grond van deze stukken heeft het UWV geconcludeerd dat eisers mate van arbeidsongeschiktheid 21,24% bedraagt op 3 mei 2020 en 34,10% op 6 juni 2021. Deze stukken zitten in het dossier. Voor de toetsing van de arbeidsongeschiktheidsschatting is in beginsel niet nodig dat de namen en adressen van de werkgevers van de in het CBBS opgenomen functies bekend zijn. Ook de stukken die betrekking hebben op een beoordeling uit 2017 vallen hier niet onder.

Computervaardigheden en -bekwaamheden

7.6.

Van de voorgehouden functies is beoordeeld of deze op alle aspecten door eiser na een gedegen inwerkperiode, zelfstandig kunnen worden uitgevoerd.

7.6.1.

In de voor eiser geselecteerde functies valt de belasting op het gebied van toetsenbord en muisgebruik binnen de door de verzekeringsarts B&B aangenomen belastbaarheid. Voor de uitoefening van de geduide functies is enige typvaardigheid en kennis van het gebruik van specifieke bedrijfseigen programma’s nodig. Deze kennis en vaardigheden kunnen volgens de arbeidsdeskundig analist binnen zes maanden worden verkregen. Evenmin is bij de aan eiser (op beide data) voorgehouden functies werkervaring of computervaardigheid vereist. De medewerker zal intern worden opgeleid op de in de functie gebruikte computersystemen. De niet geëiste vaardigheden op administratief gebied (computergebruik, typen en administratieve activiteiten) kunnen binnen zes maanden in voldoende mate worden verworven. Uit niets blijkt dat na indiensttreding een volwaardige opleiding zoals de gemachtigde van eiser voorhoudt of de daaruit opgedane kennis, noodzakelijke wordt geacht. De rechtbank ziet aanleiding te twijfelen aan deze toelichting van het UWV.

7.6.2.

Dat eiser de basale vaardigheden mist om een computer te bedienen en daardoor niet in staat is de genoemde vaardigheden en bekwaamheden (in het hiervoor genoemde tijdsbestek) te verwerven zo hij daar al niet over beschikt, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Zoals op de zitting is besproken, blijkt uit de door eiser ingediende aanvraag voor een WIA-uitkering van 27 juli 2017 dat hij beschikt over een e-mailadres en meldt hij bij een bezoek aan de bedrijfsarts op 24 november 2015 dat hijzelf op internet over zijn klachten informatie heeft gelezen. Ook is hij de twintig jaar voorafgaand aan het moment waarop hij ziek werd werkzaam geweest als operator in welke functie hij procestechnisch apparatuur moest besturen. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.

Opleidingsniveau

7.7.

Volgens vaste rechtspraak van de Raad4 kan een functie waarvoor een diploma-eis wordt gesteld niet aan een verzekerde worden opgedragen als die verzekerde niet beschikt over het vereiste (of een daarmee ten minste gelijk te stellen) diploma.

7.8.

Het opleidingsniveau van eiser is vastgesteld op basis van de hoogste met een diploma afgeronde opleiding. Eiser heeft een lts-opleiding gevolgd en met een diploma afgesloten. Daarna heeft hij een Vapro-b opleiding gevolgd en met een diploma afgesloten. Deze laatste opleiding is een mbo niveau 3 opleiding die in het CBBS wordt gewaardeerd op opleidingsniveau 4. De opleidingsgegevens en werkervaring zijn uitgevraagd en met eiser besproken. Eiser heeft het Vapro-b diploma in 1979 gehaald. Momenteel wordt deze opleiding nog altijd aangeboden en is het nog steeds een opleiding op mbo niveau 3. Ongetwijfeld zijn er verschillen tussen de huidige opleiding en de opleiding in 1979 maar het niveau van beide opleiding is gelijk. Gelet op de bekwaamheden van eiser zijn functies met een toetredingseis van diploma VMBO, diploma mbo niveau 2 of diploma mbo niveau 3 toegankelijk voor eiser. Het hoogst gevraagde opleidingsniveau in de geduide functies is mbo-3. Eiser voldoet aan dit niveau. In geen van de geduide functies wordt een specifieke opleidingsrichting gevraagd. Eiser moet voor de geduide functies voldoen aan een algemene diplomaeis en daarmee aan een bepaald opleidingsniveau. Dat is het geval. Wat de arbeidsdeskundige wel moet beoordelen is of de destijds door eiser verworven inhoudelijke kennis nog gelijkwaardig is met het in het CBBS geëiste diploma. Met het verstrijken van de tijd kan het zo zijn dat opgedane kennis verouderd is. In de geduide functies wordt een mbo niveau 3 diploma gevraagd zonder een specifieke opleidingsrichting. In dat geval hoeft een dergelijke beoordeling niet te worden gedaan. Er is immers geen specifieke inhoudelijke kennis gevraagd. In geen van de geduide functies is sprake van opleidingseisen waaraan eiser niet kan voldoen.

7.9.

Op grond van de vorenstaande toelichting van het UWV komt de rechtbank tot de conclusie dat het opleidingsniveau van eiser juist is vastgesteld. Het UWV heeft het opleidingsniveau op grond van het diploma mbo niveau 3 Vapro B terecht vastgesteld op niveau 4. Eiser voldoet verder aan voor de functies gestelde opleidingseisen. In geen van de functies is werkervaring vereist. Evenmin is er aanleiding te veronderstellen dat voor de uitvoering van de aan eiser voorgehouden functies specifieke type- of computervaardigheden noodzakelijk zijn. Deze zijn door de werkgever niet als toetredingseis gesteld. Eiseres andersluidende stellingen slagen niet.

7.10.

Voor specifiek de functie administratief medewerker notaris, advocaat (sbc code 532040) wordt door de werkgever als toetredingseis gesteld niveau mbo-diploma of niveau mbo-4 niveau. Ook voor deze functie voldoet eiser aan de gestelde diplomaeis en dus is deze functie geschikt voor eiser. Er is geen aanleiding deze functie op grond van de sbc code te laten vervallen. Functies met een opleidingsniveau 4 en 5 worden ingedeeld in sbc codes beginnend met 41 tot en met 59. In de basisinformatie CBBS versie 5 (1.2) wordt dit uit de doeken gedaan. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Overschrijding van de belastbaarheid

7.11.

Het UWV heeft voldoende toegelicht waarom de belastbaarheid van eiser niet wordt overschreden in de beoordelingspunten “repetitieve hand/vingerbewegingen” (4.3.8) en “het hoofd in een bepaalde stand houden tijdens het werk” (5.8).

7.11.1.

Bij beoordelingspunt 4.3.8 lijkt eiser uit te gaan van een verdergaande belastbaarheid dan medisch is geobjectiveerd. Voor zover eiser bij deze beroepsgrond de door het UWV vastgestelde belastbaarheid als uitgangspunt neemt, heeft de arbeidsdeskundige B&B voldoende toegelicht waarom er geen sprake is van een overschrijding van eisers belastbaarheid.

7.11.2.

Bij beoordelingspunt 5.8 het hoofd in een bepaalde stand houden tijdens het werk gaat het om het hoofd in een gebogen of gedraaide stand brengen en die houding gedurende enig tijd achtereen handhaven. Bij dit beoordelingspunt geldt tevens voor anteflexie, retroflexie en lateroflexie een grenswaarde van ten minste 15 graden en voor rotatie een grenswaarde van ten minste 30 graden. In geen van de functies heeft de arbeidskundig analist geconstateerd dat het hoofd gedurende enige tijd in een gebogen of gedraaide stand wordt gehouden. De arbeidskundig analist is ter plaatse geweest waar de functie wordt uitgevoerd en heeft de medewerker gedurende langere tijd geobserveerd en geïnterviewd. Ook kunnen met ergonomische voorzieningen, beeldschermen en toetsenbord zodanig worden geplaatst dat eiser met het hoofd in de neutrale stand (0 stand) kan werken. Deze voorzieningen zijn van een werkgever te vergen.

Artikel 9, aanhef en onder e, van het Schattingsbesluit

7.12.

Eiser heeft aangevoerd dat artikel 9 aanhef en onder e van het Schattingsbesluit op hem van toepassing is. Hierin staat dat bij het bepalen van wat eiser nog met arbeid kan verdienen rekening moet worden gehouden met kenmerken die maken dat van een werkgever in redelijkheid niet kan worden verlangd eiser in bepaalde arbeid te werk te stellen.

7.12.1.

In vaste rechtspraak van de Raad5 ligt besloten dat de in artikel 9, aanhef en onder e, van het Schattingsbesluit bedoelde kenmerken op grond waarvan van een werkgever in redelijkheid niet kan worden verlangd hem in bepaalde arbeid te werk te stellen betrekking hebben op andere aspecten dan de aspecten die in aanmerking worden genomen bij de vraag naar de passendheid van geselecteerde functies in medisch en arbeidskundig opzicht. Deze bepaling beoogt te waarborgen dat er sprake is van een reële schatting, in die zin dat de kans dat betrokkene de voorgehouden functies ook daadwerkelijk kan bemachtigen niet louter theoretisch mag zijn.6

7.12.2.

De geduide functies zijn door de arbeidsdeskundige zodanig gekozen dat eiser deze met zijn krachten kan uitvoeren en met zijn bekwaamheden ook kan verwerven. Bij geen van de geduide functies is een functionele leeftijdsgrens gesteld. Volgens de arbeidsdeskundige worden naar zijn overtuiging leeftijd en arbeidsongeschiktheidsverleden bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van functies niet gehanteerd als grond van uitsluiting van deelname aan het arbeidsproces. Bovendien is het werkgevers verboden op basis van onder andere leeftijd en arbeidsongeschiktheid mensen uit te sluiten. Dat eiser 61 jaar oud is en 5 jaar arbeidsongeschikt is dan ook geen reden om geen functies aan eiser te duiden. Van een reële schatting is sprake als de geduide functies naar krachten en bekwaamheden als passend zijn te beschouwen voor eiser. De krachten van eiser heeft de verzekeringsarts verwoord in de fml. De bekwaamheden worden gebaseerd op het arbeids- en opleidingsverleden. Tenzij anders is vermeld bij opleidings- en ervaringseisen, gaat het bij bekwaamheden uitdrukkelijk niet om vaardigheden of geoefendheid. De aan eiser voorgehouden functies zijn zo gekozen dat eiser deze met zijn krachten kan uitvoeren en met zijn bekwaamheden kan verwerven. Er is bij geen van de aan eiser voorgehouden functies een functionele leeftijdsgrens gesteld.

7.12.3.

De rechtbank is niet gebleken dat in het geval van eiser sprake is van kenmerken waardoor van een werkgever in redelijkheid niet kan worden verlangd hem in bepaalde arbeid te werk te stellen. De leeftijd en werkervaring van eiser en het aantal jaren dat hij volledig arbeidsongeschikt is geweest vallen hier niet onder. Eiser is daarmee in staat de geduide functies uit te voeren. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Mediane loonwaarde

7.13.

Het Schattingsbesluit schrijft voor dat een schatting kan worden verricht als ten minste drie verschillende sbc codes met elk ten minste drie arbeidsplaatsen en tezamen ten minste negen arbeidsplaatsen zijn geduid. De mediane loonwaarde is dan de loonwaarde van de middelste sbc code. Dat wordt niet anders als het UWV meer dan drie functies heeft geduid. Op zitting heeft het UWV uitgelegd dat alleen de functies met een “J” zijn gebruikt voor het bepalen van eisers mate van arbeidsongeschiktheid. De functies met en “N” zijn niet gebruikt maar zijn opgevoerd als reserevefuncties. De beroepsgrond van eiser dat niet de middelste functies is genomen voor het bepalen van de mediane loonwaarde slaagt niet. Het UWV heeft steeds de middelste van de drie gebruikte functies als mediane loonwaarde gebruikt.

Indexering van het maatmanloon

7.14.

Ook de beroepsgrond van eiser dat het maatmanloon bij de beoordeling die betrekking op de datum 16 juni 2021 niet juist is geïndexeerd slaagt niet. Het eenmaal vastgestelde maatmaninkomen wordt verhoogd met de index zoals genoemd in artikel 8, tweede lid, van het Schattingsbesluit. De arbeidsdeskundige B&B heeft het maatmanloon naar juni 2021 geïndexeerd. Er is geen aanleiding het maatmanloon naar een latere datum dan de datum in geding te indexeren.

De geselecteerde functies

7.15.

In zijn rapportage van 14 november 2022 heeft de arbeidsdeskundige B&B aangegeven dat bij nader inzien de functie van dienstindeler (sbc code 482010, functienummer 7211.0004.001 en 7211.002.032) niet geschikt is voor eiser. Deze functie is alsnog komen te vervallen en vervangen door de (reserve)functie baliemedewerker (service en info) met sbc code 315150. Uitgaande van de juistheid van de op 3 mei 2020 vastgestelde beperkingen, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de (drie) geselecteerde functies administratief medewerker notaris, advocaat (sbc code 532040), baliemedewerker (service en info) (sbc code 315150) en receptionist (sbc code 315120) niet geschikt zijn voor eiser. Voor de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling blijft deze wijziging zonder gevolgen. Het arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt weliswaar van 16,28% naar 21,24% maar dat is nog altijd minder dan 35%. Voor 16 juni 2021 betekent dit dat eiser met de voor hem vastgestelde beperkingen geschikt is voor de (drie) geselecteerde functies administratief medewerker notaris, advocaat (sbc code 532040), receptionist (sbc code 315120) en administratief ondersteunend medewerker (sbc code 315100). Daar waar sprake is van signaleringen en mogelijke overschrijdingen, is door de arbeidsdeskundige (B&B) van het UWV voldoende onderbouwd waarom de geselecteerde functies geschikt zijn. Het arbeidsongeschiktheidspercentage bedraagt 34,10%.

Algemene beginselen van behoorlijk bestuur

7.16.

De rechtbank is niet gebleken dat de beslissing op bezwaar van 4 mei 2021 in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht is genomen (anders dan de hiervoor onder 5.4. genoemde situatie). Deze beroepsgrond slaagt evenmin.

Slotsom

8. De slotsom is dat het UWV eisers mate van arbeidsongeschiktheid op 3 mei 2020 terecht heeft vastgesteld op 21,24%. Ook de mate van arbeidsongeschiktheid op 16 juni 2021 is terecht vastgesteld op 34,10%. Omdat dit in beide gevallen minder is dan 35% heeft het UWV eiseres WIA-uitkering terecht beëindigd per 16 juni 2021.

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep