Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-12-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6424, AWB- 20_6977

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-12-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:6424, AWB- 20_6977

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
15 december 2021
Datum publicatie
21 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:6424
Formele relaties
Zaaknummer
AWB- 20_6977

Inhoudsindicatie

ZW

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 20/6977 ZW

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 13 maart 2020 (primair besluit) heeft het UWV bepaald dat eiseres met ingang van 18 februari 2020 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).

In een besluit van 7 mei 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 16 november 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV werd vertegenwoordigd door mr. M.B.A. van Grinsven.

OverwegingenRelevante feiten en omstandigheden

1. Eiseres is een 52-jarige vrouw die werkzaam is geweest als medewerkster in een grand café. In maart 2015 viel ze uit in dit werk met nekklachten uitstralend naar de arm. Op het einde van de wachttijd is eiseres door het UWV minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht, waarna aan haar een uitkering is toegekend op grond van de Werkloosheidswet (WW). Van september tot november 2017 werkte zij met behoud van WW gemiddeld 16,78 uur per week als verkoopmedewerkster.

Op 18 januari 2018 meldde eiseres zich opnieuw arbeidsongeschikt. Het UWV heeft haar onderzocht op het einde van de wachttijd, en heeft haar daarbij voor 20,46% arbeidsonge-schikt geacht. Het UWV heeft in een besluit van 16 januari 2020 geweigerd om aan haar een uitkering toe te kennen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) per 16 januari 2020.

Eiseres heeft zich op 18 februari 2020 wederom ziekgemeld vanuit de WW, waarna zij is onderzocht door het UWV. In het primaire besluit heeft het UWV bepaald dat eiseres met ingang van 18 februari 2020 geen recht heeft op een ZW-uitkering. In het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Standpunt eiseres

2. Volgens eiseres heeft het UWV haar beperkingen onderschat en was het medisch onderzoek van het UWV onzorgvuldig. Op wat zij aanvoert ter onderbouwing van haar standpunt wordt in het hiernavolgende ingegaan.

Juridisch kader

3. Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 5 juli 2017, ECLI: NL:CRVB:2017:2352) wordt onder 'zijn arbeid' verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid. Deze regel lijdt in dit geval in zoverre uitzondering dat, wanneer de verzekerde na gedurende de maximumtermijn ziekengeld te hebben ontvangen, blijvend ongeschikt is voor zijn oude werk en niet in enig werk heeft hervat, als maatstaf geldt arbeid, zoals die nader is geconcretiseerd bij de beoordeling van de aanspraak van de verzekerde op een uitkering op grond van de WIA. Van ongeschiktheid in de zin van de ZW is geen sprake indien de verzekerde geschikt is voor ten minste één van de functies die aan hem zijn voorgehouden bij de laatste vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de WIA.

Waar gaat het in deze zaak over?

4. De rechtbank moet in deze zaak een oordeel geven over de vraag of het UWV zich terecht op het standpunt stelt dat eiseres op 18 februari 2020 in staat was om tenminste een van de eerder (in het kader van de WIA-beoordeling) geduide functies uit te voeren. Het gaat daarbij om de functies van Monteur printplaten (Sbc-code 267051), Chauffeur bijzonder vervoer (bestel-/personenwagen) (Sbc-code 282101), Medewerker intern transport (Sbc-code 111220), en de aanvullend geduide functies van Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180) en Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (Sbc-code 267071).

Het medisch onderzoek van het UWV

5. Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] heeft eiseres psychisch en lichamelijk onderzocht op een spreekuur van 13 maart 2020. Hij rapporteert dat er reden is om aan te nemen dat eiseres beperkt is in haar belastbaarheid, maar dat daar reeds voldoende rekening mee is gehouden bij de WIA-beoordeling een maand eerder. Volgens de verzekeringsarts is geen sprake van een evidente wijziging in de medische situatie van eiseres, behalve het gebruik van de medicatie Tramadol. Hierdoor moet eiseres beperkt worden geacht op het aspect verhoogd persoonlijk risico, maar dit aspect komt niet voor in de eerder geduide functies. Volgens de verzekeringsarts is eiseres daarom nog steeds geschikt voor deze functies.

6. Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd, en hij heeft eiseres gesproken op een telefonische hoorzitting op 29 april 2020. Volgens de verzekeringsarts b&b komen in het bezwaarschrift van eiseres en in de telefonische hoorzitting geen nieuwe gezichtspunten naar voren die aanleiding geven tot een andere visie op de belastbaarheid dan primair weergegeven. De aard en ernst van de fysieke klachten zoals vermeld in bezwaar waren tijdens de eerdere WIA-beoordeling en de nu bestreden beoordeling bekend bij de verzekeringsarts, en deze zijn ook meegewogen. De verzekeringsarts heeft eiseres aanvullend beperkt geacht voor werk met verhoogd persoonlijk risico vanwege het gebruik van Tramadol. Dit is een categorie III-medicament, waarbij autorijden bij dagelijks gebruik wordt afgeraden gedurende de eerste twee weken. Hierna kan Tramadol als een categorie I-medicament worden beschouwd. Daarbij gelden beperkingen met betrekking tot het besturen van beroepsmatig gemotoriseerde voertuigen, op hoogte werken en langdurige blootstelling aan gevaar opleverende machines waarbij het risico op verwonding van betrokkene en de omgeving aanzienlijk is en waarbij het mogelijk op te lopen letsel fors is (bijvoorbeeld werk met een kettingzaag, snijmachine, slijptol, of pneu-matische drilboor). Volgens de verzekeringsarts b&b komt in ieder geval in de eerder geduide functie van Medewerker intern transport (Sbc-code 111220) en de aanvullend geduide functies Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180) en Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (Sbc-code 267071) geen kenmerkende belasting voor op het punt van verhoogd persoonlijk risico. Volgens de verzekeringsarts b&b is eiseres voor deze functies daarom geschikt te achten.

Beoordeling zorgvuldigheid van het onderzoek van het UWV

7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medische onderzoek van het UWV op een voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres psychisch en lichamelijk onderzocht op een spreekuur van 13 maart 2020. De verzekeringsarts b&b heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd, en hij heeft eiseres gesproken op een telefonische hoorzitting op 29 april 2020. Daarmee beschikten de UWV-artsen over voldoende inzicht in haar medische situatie. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van haar klachten, waaronder de nekklachten. Deze hebben zij ook kenbaar betrokken in hun beoordeling. Verder is de uitkomst van het medische onderzoek voldoende onderbouwd. Eiseres wordt daarom niet gevolgd in haar stelling dat het UWV onvoldoende onderzoek heeft verricht.

Medische informatie bij het beroepschrift van 25 juni 2020

8. Volgens eiseres kan zij de bij de WIA-beoordeling geduide functies niet uitvoeren. Zij heeft ter onderbouwing van dit standpunt een aanvullend beroepschrift van 25 juni 2020 en nieuwe medische informatie ingebracht. Het gaat daarbij om een uitdraai van het huisartsjournaal over de periode van 21 januari 2020 tot en met 23 juni 2020, een brief van neuroloog [naam neuroloog] van 16 juni 2020, een brief van reumatoloog [naam reumatoloog] van 26 mei 2020, een verslag van beeldvormend onderzoek (SPECT) van 6 mei 2020, een medicatie-overzicht en afspraakbevestigingen met de reumatoloog en neuroloog.

9. Het UWV heeft gereageerd op de door eiseres ingebrachte medische informatie middels een aanvullend rapport van de verzekeringsarts b&b van 8 juli 2020. Hij leidt uit de ingebrachte informatie af dat op de datum in geding van 18 februari 2020 een andere medische situatie aan de orde was dan ten tijde van de WIA-beoordeling. Met name met betrekking tot de rechterarm is een toename van klachten aan te duiden. Uit de ingebrachte medische informatie leidt de verzekeringsarts b&b af dat deze klachten mogelijk berusten op een kleine HNP C6-C7, dan wel degeneratieve afwijkingen aan de nek. Het is op basis van het klachtenpatroon en de bevindingen vanuit de curatieve sector aannemelijk dat eiseres op de datum in geding meer beperkt is in het gebruik van de rechterarm/hand dan bij de WIA-beoordeling werd aangenomen. Eiseres is rechts ook meer beperkt in frequent reiken (beperkt), boven schouderhoogte actief zijn (maximaal 2x per uur) en frequent lichte voorwerpen hanteren (beperkt, maximaal 2 kg). De verzekeringsarts heeft de aangepaste belastbaarheid van eiseres opgenomen in een FML van 8 juli 2020. Een arbeidsdeskundige b&b heeft in een rapport van 4 augustus 2020 geconcludeerd dat eiseres nog steeds geschikt kan worden geacht voor de functie van Elektrotechnisch medewerker (Sbc-code 267071) als wordt uitgegaan van de FML van 8 juli 2020. Daarbij heeft de arbeidsdeskundige b&b een motivering gegeven met betrekking tot de belastbaarheidsaspecten frequent reiken tijdens het werk, frequent lichte voorwerpen hanteren en boven schouderhoogte actief zijn.

10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV met de aanvullende rapporten van de verzekeringsarts b&b en arbeidsdeskundige b&b een steekhoudende reactie gegeven op de door eiseres ingebrachte medische informatie. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan deze reactie, en eiseres heeft niet nader onderbouwd dat het UWV te weinig aanvullende beperkingen aanwezig heeft geacht, dan wel waarom zij op basis van de aangepaste belastbaarheid zoals vervat in de FML van 8 juli 2020 niet geschikt kan worden geacht voor de functie van elektrotechnisch medewerker (Sbc-code 267071).

11. Omdat de belastbaarheid van eiseres door het UWV is gewijzigd en het bestreden besluit pas in de beroepsfase is voorzien van een toereikende motivering, is sprake van gebrekkige besluitvorming door het UWV. De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat het medisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan de FML van 8 juli 2020 wel op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De rechtbank ziet daarom aanleiding het geconstateerde gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het UWV zal wel worden veroordeeld in de proceskosten van eiseres, op hierna te vermelden wijze.

Wat eiseres aanvoert in haar aanvullende beroepschrift van 3 november 2021

12. Eiseres stelt in haar beroepschrift van 3 november 2021 dat het UWV haar ten onrechte arbeidsgeschikt heeft bevonden voor de functie van Elektrotechnisch medewerker. Zij voert aan dat zij kampt met toegenomen pijnklachten, waarbij zij stelt dat de reumatoloog blijkens zijn brief van 26 mei 2016 heeft geconcludeerd tot de diagnose fybromyalgie. Eiseres stelt verder dat zij is doorverwezen naar de pijnpoli, en daarnaast behandelingen ondergaat bij Activos. Zij heeft in dit verband een brief van oefentherapeut [naam oefentherapeut] van 17 december 2020 en een brief van pijnarts [naam pijnarts] van 24 augustus 2020 overgelegd. Eiseres voert verder aan dat zij kampt met pijnklachten door een tekort aan vitamine B12. Zij stelt dat zij te maken heeft met nieuwe klachten en voert daartoe aan dat zij begin 2020 werd belast met een tweede nekhernia, waarbij zij wijst op de brief van neuroloog [naam neuroloog] van 16 juni 2020. Eiseres heeft verder journaalregels van haar huisarts overgelegd met verslaglegging van haar consulten vanaf begin 2020.

13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV op steekhoudende wijze gereageerd op het beroepschrift van 3 november 2021 middels een aanvullend rapport van de verzekeringsarts b&b van 10 november 2021. Daarin wordt terecht opgemerkt dat, anders dan eiseres stelt, de reumatoloog niet concludeert tot fybromyalgie. Dit was blijkens diens brief slechts het vermoeden van de fysiotherapeut. De reumatoloog concludeert na onderzoek anders, en spreekt van polyartrose zonder voldoende aanwijzingen voor onderliggend inflammatoir reumatisch lijden. De rechtbank voegt hier ten overvloede aan toe dat een diagnose in arbeidsongeschiktheidszaken niet bepalend is, gezien de vaste rechtspraak van de CRvB op dit punt (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3033). Het gaat enkel om de naar objectieve maatstaven vastgestelde beperkingen. De verzekeringsarts b&b merkt verder terecht op dat eiseres niet heeft onderbouwd dat een vitamine B12-tekort haar pijnklachten veroorzaakt. De brief van de reumatoloog van 26 mei 2020 en die van neuroloog [naam neuroloog] van 16 juni 2020 zijn reeds overgelegd middels het aanvullende beroepschrift van 25 juni 2020. Het UWV heeft al aanvullende beperkingen aangenomen in verband met de daarin opgenomen informatie, en eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat meer aanvullende beperkingen aangenomen hadden moeten worden. De verzekeringsarts b&b stelt verder terecht dat uit de journaal-regels van de huisarts niet kan worden afgeleid dat bij eiseres op de datum in geding sprake was van meer beperkingen dan zoals aangenomen door het UWV. De rechtbank volgt ook de conclusie van de verzekeringsarts b&b over de brieven van oefentherapeut [naam oefentherapeut] en pijnarts [naam pijnarts] . Deze brieven geven inzicht in de uitkomst van eerder ingezette verwijzingen en daarop volgende behandelingen, maar bevatten geen informatie die onverenigbaar is met de overwegingen en conclusies van de UWV-artsen.

Conclusie

14. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het UWV terecht bepaald dat eiseres met ingang van 18 februari 2020 geen recht heeft op een ZW-uitkering.

15. In verband met de toepassing van artikel 6:22 van de Awb bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten laste van het UWV. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;

- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 15 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel