Maatregel benadelingshandeling strekt zich ten onrechte uit tot na einddatum van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
Maatregel benadelingshandeling strekt zich ten onrechte uit tot na einddatum van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
Gegevens
- Nummer
- 2025/29
- Publicatiedatum
- 5 maart 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Uitspraak
- Relevante informatie
CRvB 4 december 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2290, m.nt. M.J.A.C. Driessen
Samenvatting
Appellant betwist niet dat hij door tijdens ziekte ontslag te nemen een benadelingshandeling heeft gepleegd. Appellant stelt dat hem daarvan geen of een verminderd verwijt kan worden gemaakt. Hierin wordt appellant niet gevolgd. De verzekeringsarts heeft inzichtelijk gemotiveerd dat bij appellant geen sprake was van een acuut lichamelijk of psychisch probleem dat noodzaakte tot een directe ontslagname. De opgelegde maatregel strekt zich ten onrechte uit tot na 28 februari 2023, de einddatum van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van appellant. Dit is in strijd met het bepaalde in art. 2 lid 6 Maatregelenbesluit. Daaruit volgt immers dat een blijvende weigering alleen kan worden opgelegd voor de duur dat de verzekerde aanspraak op loon zou kunnen doen gelden. Voor een weigering van de uitkering vanaf 1 maart 2023 is daarmee geen plaats.
Noot
Deze noot is eerder verschenen in
Bovenstaande zaak is om een aantal redenen interessant. In de eerste plaats omdat uit de uitspraak blijkt dat voor de benadelingshandeling een consistente, strenge beoordelingsnorm wordt aangelegd door de CRvB. Dit ondanks de versoepelingen die hier en daar zichtbaar zijn in de jurisprudentie met betrekking tot de sanctionering in de sociale zekerheid en de daarmee samenhangende trend van de menselijke maat, die voor nu vooral via de jurisprudentie doorklinkt en op termijn via aangekondigde wetgeving. Met dat laatste wordt overigens nog geen vaart gemaakt, voor zover ik kan overzien.
De jurisprudentie inzake de benadelingshandeling blijft onverminderd streng: een benadelingshandeling leidt in beginsel tot een gehele weigering van de uitkering. Onder benadeling wordt krachtens art. 45 lid 1 onder j ZW verstaan het benadelen van WW- of overheidsfonds of van een eigenrisicodrager, maar het zevende lid leert dat onder benadeling ook wordt verstaan het zonder deugdelijke grond niet voeren van verweer of instemmen met de beëindiging van de dienstbetrekking gedurende de loondoorbetalingsplicht van de werkgever. De sanctiebepaling in de ZW kent daarmee een strengere maatstaf dan de WW, die deze laatste criteria juist niet van toepassing acht voor verwijtbare werkloosheid (art. 24 lid 5 WW). Hoewel de ZW een mitigeringsregeling kent (art. 45 lid 2 ZW) die vraagt om afstemming van de maatregel op basis van de ernst en de mate van verwijtbaarheid van de gedraging en hoe dan ook verwijtbaarheid veronderstelt, wordt van deze mogelijkheid blijkens de rechtspraak maar sporadisch gebruik gemaakt. Dat verbaast, omdat van benadeling alleen sprake kan zijn als een werknemer ook daadwerkelijk ziek is. Onder die condities zal vaker een minder of anders doordachte handeling worden gepleegd dan in volle gezondheid gebeurt.
Ook in deze casus ziet de CRvB geen aanleiding om de maatregel te mitigeren, ook al is sprake van een alcoholverslaving en opname in een kliniek en is betrokkene werkzaam in een horeca-etablissement. Je zou bijna kunnen spreken van een beroepsrisico. De CRvB ziet geen aanleiding voor verminderde verwijtbaarheid, omdat uit het verslag van de verzekeringsarts niet bleek van een acuut lichamelijk of psychisch probleem dat noodzaakte tot directe ontslagname.
Anders oordeelde de CRvB in zijn uitspraak van CRvB 12 augustus 2021. Ook in die casus ging het om ontslagname, gerelateerd aan een alcoholprobleem en het matigen van de verwijtbaarheid. Daar overwoog de CRvB dat betrokkene, gelet op zijn medische toestand onvoldoende in staat was om adequaat te reageren. De stelling van het UWV dat geen sprake was van (verminderde) verwijtbaarheid omdat betrokkene nog handelingsbekwaam was ging de CRvB te ver. Een en ander kwalificeerde i.c. echter nog steeds wel als een benadelingshandeling. Deze casus onderstreept mijn gedachte dat van benadeling bij ziekte snel sprake kan zijn, terwijl de ziekte in veel gevallen juist verantwoordelijk is voor minder goed doordachte, acute beslissingen.
Het beroep op een dringende reden doet de CRvB in de hier opgenomen uitspraak in weinig woorden af. Van de ruimere uitleg die daaraan sinds bijna een jaar wordt gegeven, blijkt hier niet veel.
Tweede punt dat opvalt in de bovenstaande casus is de correctie die de CRvB aanbrengt ten aanzien van de lengte van de maatregel. Het UWV legde betrokkene een blijvende weigering van een ZW-uitkering op en baseerde zich daarbij op art. 7 onder a jo art. 2 lid 1 onder d Maatregelenbesluit. Daarbij ging het UWV voorbij aan art. 2 lid 6 Maatregelenbesluit. Daaruit blijkt dat de blijvende weigering van de ZW-uitkering niet langer kan duren dan de loonaanspraak die betrokkene zou hebben op zijn (voormalig) werkgever. Deze bepaling uit het Maatregelenbesluit correspondeert met de uitsluitingsbepaling van art. 29 lid 1 onder a ZW. Op grond van die bepaling wordt geen ZW-uitkering uitgekeerd indien recht bestaat op loon. Betrokkene in bovenstaande casus had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van een jaar tot 1 maart 2023. De ziekmelding vond plaats op 30 september 2022. Daarmee strekt de blijvende weigering zich uit over de vijf maanden dat de arbeidsovereenkomst nog voortduurde. Na die termijn bestaat weer aanspraak op een uitkering krachtens de ZW gedurende de termijn dat de ziekte nog voortduurt en leidt daarmee tot een matiging van de maatregel die eigenlijk onvoorzien was.
M.J.A.C. Driessen
Malva Driessen is voormalig docent bij de Universiteit Maastricht en redacteur van USZ