Home

Centrale Raad van Beroep, 07-07-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2587, 15/6212 WWB-W3

Centrale Raad van Beroep, 07-07-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2587, 15/6212 WWB-W3

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
7 juli 2017
Datum publicatie
9 augustus 2017
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2017:2587
Zaaknummer
15/6212 WWB-W3

Inhoudsindicatie

Afwijzing verzoek om wraking. De enkele omstandigheid dat een rechter in een eerdere zaak van de betrokkene een die betrokkene onwelgevallige uitspraak heeft gedaan kan, naar vaste rechtspraak van de Raad, niet worden gerekend tot feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2044). Uit wat verzoeker aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, kan geen (schijn van) vooringenomenheid worden afgeleid.

Uitspraak

15/6212 WWB-W3, 16/4781 PW-W3, 17/1172 WWB-W2

Datum uitspraak: 7 juli 2017

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door

[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 juli 2015 (14/2741) in een geding tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard. Dit hoger beroep is bij de Raad geregistreerd onder nummer 15/6212 WWB. Verder heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 juni 2016 (15/7935) in een geding tussen dezelfde partijen. Dit hoger beroep is bij de Raad geregistreerd onder nummer 16/4781 PW. Daarnaast heeft verzoeker verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 10 juni 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1991, gewezen tussen dezelfde partijen. Dit herzieningsverzoek is bij de Raad geregistreerd onder nummer 17/1172 WWB.

Op 27 januari 2017 heeft verzoeker in de zaken 15/6212 WWB en 16/4781 PW verzocht om wraking van R.H.M. Roelofs (behandelend rechter). Bij beslissing van 27 februari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:967, heeft de Raad dit verzoek afgewezen.

Bij brieven van 16 maart 2017 heeft de Raad partijen meegedeeld dat de zaken 15/6212 WWB, 16/4781 PW en 17/1172 WWB zullen worden behandeld ter zitting van 9 mei 2017 door de behandelend rechter.

Bij brief van 8 mei 2017 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechter.

Op 1 juni 2017 is aan verzoeker medegedeeld dat zijn verzoek om wraking op 12 juni 2017 ter zitting zal worden behandeld door een wrakingskamer bestaande uit B.J. van de Griend, J.J.T. van den Corput en E.W. Akkerman.

Bij brief van 8 juni 2017 heeft verzoeker verzocht om wraking van B.J. van de Griend. Bij brief van 16 juni 2017 heeft verzoeker dit verzoek toegelicht.

Verzoeker en B.J. van de Griend zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 28 juni 2017. Verzoeker is verschenen. B.J. van de Griend is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uit de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb blijkt dat de strekking van het instituut van wraking is gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid.

2. Verzoeker heeft aan het verzoek om wraking het volgende ten grondslag gelegd.

B.J. van de Griend maakte ook deel uit van de wrakingskamer die het verzoek van

27 januari 2017 heeft behandeld. In de beslissing van 27 februari 2017 zijn essentiële stellingen, die wel ter zitting van 20 februari 2017 zijn besproken, ongemotiveerd gepasseerd. Deze stellingen hadden betrekking op het niet terugzenden respectievelijk doorzenden van stukken door de rechtbank naar de Raad en op het door verzoeker naar voren gebrachte risico van verlies van instantie. Daarmee heeft B.J. van de Griend de behandelend rechter een hand boven het hoofd gehouden.

3.1.

Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van) de rechters die de zaak behandelen. Bij een beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter dient verder het uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9141).

3.2.

De enkele omstandigheid dat een rechter in een eerdere zaak van de betrokkene een die betrokkene onwelgevallige uitspraak heeft gedaan kan, naar vaste rechtspraak van de Raad, niet worden gerekend tot feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2044). Uit wat verzoeker aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, kan geen (schijn van) vooringenomenheid worden afgeleid. Wat verzoeker heeft aangevoerd, als weergegeven in overweging 2, gaat eraan voorbij dat in een uitspraak op een wrakingsverzoek slechts die gronden worden opgenomen die voor de beslissing op zo’n verzoek relevant zijn. Bij de beoordeling van een verzoek om wraking kan niet worden toegekomen aan de in een hoger beroep aan de orde zijnde inhoudelijke vragen.

3.3.

Uit 3.1 en 3.2 volgt dat het verzoek om wraking moet worden afgewezen.

4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om wraking van B.J. van de Griend af.

Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en M.F. Wagner en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van R.H. Budde als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2017.

(getekend) J. Brand

(getekend) R.H. Budde