Home

Centrale Raad van Beroep, 19-09-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3019, 18/165 AOW

Centrale Raad van Beroep, 19-09-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3019, 18/165 AOW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
19 september 2019
Datum publicatie
23 september 2019
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2019:3019
Zaaknummer
18/165 AOW

Inhoudsindicatie

Ouderdomspensioen herzien naar de norm voor gehuwden. Geen sprake van duurzaam gescheiden leven. Motief voor de contacten met elkaar, de verslechterde gezondheid van één van de partners is niet van doorslaggevende betekenis voor de beoordeling van duurzaam gescheiden leven.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Datum uitspraak: 19 september 2019

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 7 december 2017, 17/2440 (aangevallen uitspraak 1) en 17/2539 en 17/4161 (aangevallen uitspraak 2)

Partijen:

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

[betrokkene 1] (betrokkene 1) te [woonplaats 1] en de erven van [betrokkene 2] (betrokkene 2), laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats 2]

PROCESVERLOOP

De Svb heeft hoger beroepen ingesteld.

Het onderzoek ter zitting in de zaken heeft gevoegd plaatsgehad op 14 mei 2019. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sturmans. Betrokkene 1 is verschenen, vergezeld door haar dochter [naam dochter].

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in deze gedingen van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Betrokkene 1 ontvangt sinds mei 2006 een ouderdomspensioen voor een ongehuwde op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Betrokkene 2 ontving sinds mei 2010 een ouderdomspensioen voor een ongehuwde op grond van de AOW en een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling), laatstelijk op grond van de Participatiewet (PW). Betrokkene 2 stond sinds 6 juli 2015 in de basisregistratie personen (BRP) ingeschreven op het adres [adres 1]. Betrokkene 1 staat sinds 4 september 2015 in de BRP ingeschreven op het adres [adres 2]. Betrokkenen waren sinds 25 september 1974 gehuwd. Bij beschikking van de rechtbank van 25 november 1998 zijn betrokkenen gescheiden van tafel en bed. Betrokkene 2 is op 1 november 2017 overleden.

1.2.

In januari 2017 heeft een medewerker van de afdeling Handhaving van de Svb in het kader van het project DGL (duurzaam gescheiden leven) onderzoek verricht naar de leefsituatie van betrokkenen. In dat kader heeft de medewerker onder meer dossieronderzoek verricht, diverse registers geraadpleegd en op 19 januari 2017 een huisbezoek aan het adres van betrokkene 1 afgelegd. Tijdens het huisbezoek heeft betrokkene 1 een verklaring afgelegd en een formulier “onderzoek DGL” (formulier) ingevuld. Halverwege het huisbezoek betrad ook betrokkene 2 de woning van betrokkene 1 en voegde zich bij het gesprek. Nadat het formulier samen met betrokkenen was doorgenomen, hebben beiden het formulier ondertekend en is op verzoek van betrokkenen het huisbezoek aan het adres van betrokkene 2 vervallen. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapportage van

24 januari 2017.

1.3.

Bij afzonderlijke besluiten van 10 februari 2017, na bezwaar gehandhaafd bij afzonderlijke besluiten van 29 maart 2017 (bestreden besluiten 1 en 2), heeft de Svb het ouderdomspensioen van elk van betrokkenen met ingang van februari 2017 herzien naar een ouderdomspensioen voor een gehuwde. Aan de bestreden besluiten heeft de Svb ten grondslag gelegd dat uit onderzoek is gebleken dat betrokkenen niet langer duurzaam gescheiden leefden van elkaar. Omdat niet is vast te stellen met ingang van wanneer de situatie precies is gewijzigd, heeft de Svb per eerste mogelijkheid, februari 2017, de pensioenen herzien naar een pensioen voor een gehuwde.

1.4.

Bij besluit van 9 februari 2017 heeft de Svb het recht op een AIO-aanvulling met ingang van 1 februari 2017 opgeschort. Daarbij heeft de Svb betrokkene 2 meegedeeld dat, omdat betrokkenen niet meer duurzaam gescheiden leven, informatie over inkomen en vermogen van betrokkene 2 nodig is om te bepalen of nog recht op een AIO-aanvulling bestaat. Betrokkene 2 is daarbij in de gelegenheid gesteld deze gegevens vóór 23 februari 2017 te verstrekken, bij gebreke waarvan de AIO-aanvulling met ingang van 1 februari 2017 eindigt. Tegen dit besluit is geen rechtsmiddel aangewend.

1.5.

Bij besluit van 24 april 2017, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 29 juni 2017 (bestreden besluit 3), heeft de Svb de AIO-aanvulling van betrokkene 2 met ingang van 1 februari 2017 met toepassing van artikel 54, derde lid, van de PW ingetrokken. Aan bestreden besluit 3 heeft de Svb ten grondslag gelegd dat het recht op AIO-aanvulling niet is vast te stellen doordat betrokkene 2 geen gegevens over de inkomsten en het vermogen van betrokkene 1 heeft verstrekt.

2. Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen tegen bestreden besluiten 1 en 2 gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en zelf in de zaak voorzien door de besluiten van 10 februari 2017 te herroepen. Bij aangevallen uitspraak 2 heeft de rechtbank voorts het beroep tegen bestreden besluit 3 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door het besluit van 24 april 2017 te herroepen. De rechtbank heeft overwogen dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat geen sprake meer was van een duurzaam gewilde verbreking van de echtelijke samenleving. In dat kader heeft de rechtbank de toelichting ter zitting van belang geacht dat ook sinds 4 september 2015, de datum waarop betrokkene 1 naast betrokkene 2 is gaan wonen, sprake was van separate (financiële) huishoudingen en dat de sociale contacten tussen beiden direct verband hielden met de gezondheidsklachten van betrokkene 2 en de zorg die in dat kader vereist was. Van wederzijdse zorg was geen sprake.

3. In hoger beroep heeft de Svb zich tegen de aangevallen uitspraken gekeerd. De Svb heeft aangevoerd dat betrokkenen ten tijde in geding niet duurzaam gescheiden leefden en daarom geen recht hadden op een ouderdomspensioen voor een ongehuwde. Aangezien betrokkene 2 geen gegevens over de inkomsten en het vermogen van betrokkene 1 heeft verstrekt, is het recht op AIO-aanvulling niet vast te stellen.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Ingevolge artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW wordt als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is. Ingevolge artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b, van de PW wordt als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

4.2.

Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 25 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2918) is van duurzaam gescheiden levende echtgenoten pas sprake indien ten aanzien van gehuwden de toestand is ontstaan dat, na de door beide betrokkenen, of één van hen, gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door ten minste één van hen als bestendig is bedoeld. Dit zal moeten blijken uit de feitelijke omstandigheden. Het gegeven dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning is niet voldoende om duurzaam gescheiden leven aan te nemen. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van 9 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX9932) kan de echtelijke samenleving bestaan zonder dat van samenwonen sprake is. De motieven op grond waarvan de echtelijke samenleving niet, nog niet, niet langer of niet opnieuw is verbroken, zijn voor de beoordeling van de vraag of sprake is van duurzaam gescheiden leven niet relevant (vergelijk de uitspraken van 2 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1277 en 3 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1093).

4.3.

De besluiten tot herziening van het ouderdomspensioen en intrekking van de AIO‑aanvulling zijn voor de betrokkenen belastende besluiten, waarbij het aan de pensioen- en bijstandverlenende instantie is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor herziening en intrekking is voldaan in beginsel op de pensioen- en bijstandverlenende instantie rust.

4.4.

Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, bieden de onderzoeksbevindingen een toereikende grondslag voor het standpunt van de Svb dat betrokkenen vanaf februari 2017 niet (langer) duurzaam gescheiden leefden. De Svb heeft daarbij doorslaggevende betekenis kunnen toekennen aan de door betrokkene 1 tijdens het huisbezoek afgelegde verklaring, zoals die zijn weerslag heeft gevonden in het formulier. Zo heeft betrokkene 1 op de vraag of zij en betrokkene 2 nog samen tijd met elkaar doorbrengen geantwoord dat zij dagelijks contact hebben, dat zij dan samen koffie drinken, dat zij vanwege de gezondheid van betrokkene 2 in 2015 naast elkaar zijn gaan wonen en dat zij zo een oogje in het zeil kan houden. Betrokkene 1 heeft verder verklaard dat zij een sleutel van de woning van betrokkene 2 heeft en dat de computer van betrokkene 2 in haar woning staat omdat de snoeren teveel prikkels bij betrokkene 2 kunnen veroorzaken, maar dat betrokkene 2 zelden tot nooit gebruik maakt van de computer. Ook heeft betrokkene 1 verklaard dat zij betrokkene 2 elke vrijdagavond begeleidt naar een inloop van de kerk waar zij beiden voor een kleine bijdrage kunnen eten. Betrokkenen ontvangen samen hun kinderen en kleinkinderen op het adres van betrokkene 2. Op de vraag of betrokkenen voor elkaar zorgen heeft betrokkene 1 bevestigend geantwoord en verklaard dat zij een oogje in het zeil houdt en toezicht houdt op de gezondheid van betrokkene 2. Uit deze feiten en omstandigheden blijkt dat niet meer sprake was van een gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, waardoor ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door ten minste één van hen als bestendig is bedoeld.

4.5.1.

Betrokkenen hebben betoogd dat betrokkene 1 enkel met betrokkene 2 contact had vanwege de verslechterde gezondheid van betrokkene 2. De Svb heeft ter zitting onder verwijzing naar de uitspraak van 7 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:877 de vraag opgeworpen of die omstandigheid bepalend is voor de vraag of gehuwden duurzaam gescheiden leven.

4.5.2.

In de door de Svb aangehaalde uitspraak was sprake van een ander feitencomplex, waarbij de weging van de relevante feiten en omstandigheden heeft geleid tot een andere uitkomst dan in deze zaak. Daarbij wordt herhaald, zoals in 4.2 is overwogen, dat de feitelijke omstandigheden bepalend zijn en dat de motieven op grond waarvan de echtelijke samenleving niet, nog niet, niet meer of niet opnieuw is verbroken niet relevant zijn voor de beoordeling of sprake is van duurzaam gescheiden leven. De rechtbank heeft dit niet onderkend.

4.6.1.

Gelet op wat in 4.4 en 4.5 is overwogen, diende betrokkene 2 met ingang van 1 februari 2017 voor toepassing van artikel 47a van de PW en de vraag of nog een AIO-aanvulling moest worden verleend, als gehuwd te worden aangemerkt. Dit betekent dat betrokkene 2 dus geen recht op AIO-aanvulling had naar de norm voor een ongehuwde. Dit vormt grond voor intrekking van de AIO-aanvulling met ingang van 1 februari 2017.

4.6.2.

Uit de onder 1.4 en 1.5 vermelde besluitvorming volgt dat de Svb onderzocht heeft of aan betrokkenen met ingang van 1 februari 2017 een AIO-aanvulling verleend kon worden naar de norm voor gehuwden. Daarbij heeft de Svb terecht tot uitgangspunt genomen dat de inkomens- en vermogenssituatie van beide gehuwden van belang is. De Svb heeft betrokkene 2 bij het in 1.4 genoemde besluit dan ook terecht om informatie gevraagd over het inkomen en vermogen van betrokkene 1. Betrokkene 2 heeft daaraan geen gehoor gegeven, hoewel hij daartoe wel gehouden was.

4.6.3.

Schending van de inlichtingenverplichting levert een rechtsgrond op voor beëindiging, intrekking of weigering van bijstand, en dus ook van een AIO-aanvulling, indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan de betrokkene aannemelijk te maken dat hij, indien hij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de betreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad.

4.6.4.

Door de weigering van betrokkene 2 om de inkomens- en vermogensgegevens van betrokkene 1 te verstrekken, beschikte de Svb niet over de noodzakelijke gegevens om het recht op AIO-aanvulling naar de norm voor gehuwden te kunnen vaststellen. Nadien zijn die gegevens ook niet verschaft, zodat de Svb, mede gelet op wat in 4.6.1 is overwogen, terecht de AIO-aanvulling met ingang van 1 februari 2017 heeft ingetrokken. De rechtbank heeft dit evenmin onderkend.

4.7.

Uit 4.4 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep slaagt en dat de aangevallen uitspraken moeten worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaren.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

- vernietigt de aangevallen uitspraken;

- verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte als voorzitter en E.C.R. Schut en G.M.G. Hink als leden, in tegenwoordigheid van V.Y. van Almelo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 september 2019.

(getekend) O.L.H.W.I. Korte

(getekend) V.Y. van Almelo

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over duurzaam gescheiden leven.

sg