Home

Centrale Raad van Beroep, 22-07-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1836, 18/650 ZW

Centrale Raad van Beroep, 22-07-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1836, 18/650 ZW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
22 juli 2021
Datum publicatie
29 juli 2021
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2021:1836
Zaaknummer
18/650 ZW

Inhoudsindicatie

Beëindiging ZW-uitkering, omdat appellante meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Onzorgvuldig medisch onderzoek. De rechtbank wordt ook gevolgd in haar oordeel dat het Uwv niet voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht voor appellante geschikt zijn. De overwegingen van de rechtbank die tot dit oordeel hebben geleid, worden onderschreven.

Uitspraak

18 650 ZW

Datum uitspraak: 22 juli 2021

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 21 december 2017, 17/2175 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) (appellant)

[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld.

Namens betrokkene heeft mr. U. Ugur, advocaat, een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft naar aanleiding van het incidenteel hoger beroep een zienswijze en een nader stuk ingediend.

Betrokkene heeft het incidenteel hoger beroep ingetrokken.

Het onderzoek ter zitting heeft via videobellen plaatsgevonden op 29 april 2021. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.K. Affia. Betrokkene is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.

Betrokkene is laatstelijk werkzaam geweest als callcentermedewerker. Op 25 maart 2016 heeft zij zich ziek gemeld met psychische klachten. Het Uwv heeft betrokkene bij besluit van 12 april 2016 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.

1.2.

In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) heeft een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Daarbij is geconcludeerd dat betrokkene niet in staat is haar eigen werk te verrichten, maar geschikt is voor passend werk. Het Uwv heeft bij besluit van 15 mei 2017 de ZW-uitkering van betrokkene met ingang van 16 juni 2017 beëindigd, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Het bezwaar van betrokkene tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 24 augustus 2017 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geconstateerd dat het medisch onderzoek in de primaire fase is verricht door een verzekeringsarts in opleiding, niet zijnde een geregistreerde verzekeringsarts. Naar het oordeel van de rechtbank is in de voorliggende zaak niet gebleken dat de supervisor heeft toegezien op de primaire verzekeringsgeneeskundige beoordeling. Omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich heeft beperkt tot dossieronderzoek heeft de rechtbank geoordeeld dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Wat betreft de arbeidskundige kant heeft de rechtbank geoordeeld dat niet, dan wel onvoldoende is gemotiveerd waarom de functies voor betrokkene geschikt zijn gelet op de signaleringen bij de items 1.9.6 (specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid), 7.1 (probleemoplossen) en 7.3 (getordeerd actief zijn). De rechtbank heeft daarom het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het Uwv opgedragen opnieuw op het bezwaar te beslissen. Daarbij zal het Uwv zich naar het oordeel van de rechtbank tevens dienen uit te laten over de vraag waarom de functies, ondanks signaleringen op de items 1.9.6, 7.1 en 7.3 toch geschikt zijn voor betrokkene.

3.1.

In hoger beroep heeft het Uwv het oordeel van de rechtbank gemotiveerd bestreden.

Het Uwv heeft aangevoerd dat het primaire verzekeringsgeneeskundige rapport is beoordeeld en digitaal gecontrasigneerd door een verzekeringsarts. De werkwijze in de primaire fase is om die reden niet in strijd is met de vereiste zorgvuldigheid. Daarbij heeft het Uwv verwezen naar de uitspraken van de Raad van 14 december 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BC0360, van 15 januari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:39 en 2 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:431.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Het geding spitst zich toe op de vraag of medisch onderzoek door het Uwv in deze zaak met de vereiste zorgvuldigheid is verricht. Niet in geschil is dat de arts, die de primaire medische beoordeling heeft verricht, ten tijde van die beoordeling niet als verzekeringsarts geregistreerd stond. Het primaire verzekeringsgeneeskundige rapport is beoordeeld en digitaal gecontrasigneerd door een verzekeringsarts. In de fase van bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep volstaan met dossieronderzoek.

4.2.

Op 23 juni 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1491) heeft de Raad uitspraak gedaan in een zaak waarin de primaire medische beoordeling is verricht door een arts, niet zijnde een verzekeringsarts. De Raad heeft overwogen dat in situaties als de onderhavige, waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht en er dus feitelijk sprake is van een contact met deze verzekeringsarts. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.

4.3.

Wat door het Uwv in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak is aangevoerd, is grotendeels een herhaling van hetgeen al in de beroepsprocedure naar voren is gebracht. De stelling dat het medisch onderzoek in de deze zaak voldoet aan de daaraan te stellen zorgvuldigheidseisen kan gelet op hiervoor aangehaalde uitspraak niet slagen.

4.4.

De rechtbank wordt ook gevolgd in haar oordeel dat het Uwv niet voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht voor appellante geschikt zijn. De overwegingen van de rechtbank die tot dit oordeel hebben geleid, worden onderschreven.

4.5.

Uit het vorenstaande volgt dat de vraag die dit geding beheerst ontkennend moet worden beantwoord. Het Uwv dient daarnaast te voldoen aan de opdracht van de rechtbank over de arbeidskundige kant. Het Uwv heeft het bestreden besluit van 24 augustus 2017 niet met voldoende zorgvuldigheid voorbereid, zodat de rechtbank het bestreden besluit terecht wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht heeft vernietigd.

4.6.

Uit 4.5 vloeit voort dat het hoger beroep van het Uwv niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

4.7.

De Raad ziet met het oog op een voortvarende afwikkeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat beroep tegen het nieuwe, nog nader te nemen, besluit slechts kan worden ingesteld bij de Raad.

5. Er bestaat aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep voor het indienen van het verweerschrift. Deze kosten worden begroot op € 748,- in hoger beroep.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

-

bevestigt de aangevallen uitspraak;

-

bepaalt dat beroep tegen de door het Uwv te nemen nieuwe beslissing op bezwaar slechts bij de Raad kan worden ingesteld;

-

veroordeelt het Uwv in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 748,-;

-

bepaalt dat van het Uwv een griffierecht van € 508,- wordt geheven.

Deze uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van L. Winters als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2021.

(getekend) T. Dompeling

(getekend) L. Winters