Home

Centrale Raad van Beroep, 24-06-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1453, 21/3485 AOW

Centrale Raad van Beroep, 24-06-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1453, 21/3485 AOW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
24 juni 2022
Datum publicatie
7 juli 2022
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2022:1453
Formele relaties
Zaaknummer
21/3485 AOW

Inhoudsindicatie

Of aan de voorwaarden voor een ongehuwdenpensioen wordt voldaan, moet blijken uit de feitelijke omstandigheden. Uit de feiten en omstandigheden blijkt niet ondubbelzinnig dat appellant en zijn partner beiden afzonderlijk een eigen leven leiden als waren zij niet als partner geregistreerd. Geregistreerd partnerschap doet daar niet aan af. Sprake van een vorm van zorg zowel als van een financiële verwevenheid.

Uitspraak

21 3485 AOW

Datum uitspraak: 24 juni 2022

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 8 september 2021, 20/3273 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2022. Appellant is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.M. Mulder.

Na de zitting heeft appellant een verzoek ingediend tot wraking van de behandelende rechters. Dit verzoek is afgewezen bij uitspraak van 1 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1204.

OVERWEGINGEN

1. Appellant heeft op 6 juni 2020 een ouderdomspensioen aangevraagd op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Hij heeft daarbij aangegeven permanent apart te wonen van zijn partner, met wie hij in 2016 een geregistreerd partnerschap is aangegaan. Met een besluit van 25 september 2020 heeft de Svb aan appellant een ouderdomspensioen toegekend met ingang van 30 oktober 2020, naar de norm van een gehuwde (gehuwdenpensioen). In een beslissing van 9 november 2020 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar ongegrond verklaard.

2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank is gelet op de contacten tussen appellant en zijn partner geen sprake van duurzaam gescheiden leven.

3.1.

In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt gehandhaafd. Volgens hem voldoet hij aan de drie voorwaarden die door de Svb in het bestreden besluit worden genoemd om als duurzaam gescheiden levend te worden aangemerkt. Dit betreft:

- u of uw partner willen niet meer samenwonen en

- u leidt beiden een eigen leven alsof er geen huwelijk of partnerschap meer is en

- u bent niet van plan om weer bij elkaar te gaan wonen.

3.2.

De Svb meent een juist besluit genomen te hebben dat door de rechtbank terecht in stand is gelaten.

4. De Raad overweegt als volgt.

4.1.

Niet in discussie is dat appellant en zijn partner niet op hetzelfde adres wonen. Dat betekent nog niet dat appellant recht heeft op een ongehuwdenpensioen. Er is immers sprake van een geregistreerd partnerschap sinds 10 oktober 2016, waar juridische gevolgen aan verbonden worden. In beginsel heeft appellant, vanwege het geregistreerd partnerschap, recht op een ouderdomspensioen naar de norm voor een gehuwde. Dit is slechts anders als sprake is van een uitzonderingssituatie, het duurzaam gescheiden leven.

4.2.

Op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW wordt voor de toepassing van de AOW als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

4.3.

Voor gevallen waarin geen sprake is van een ongewilde verbreking van de huwelijkse samenleving legt de Raad het begrip duurzaam gescheiden leven als volgt uit. Gehuwde mensen leven pas duurzaam gescheiden als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:

a. a) ten minste één van hen wil de huwelijkse samenleving verbreken;

b) ieder van hen leidt afzonderlijk een eigen leven alsof hij of zij niet met de ander is gehuwd;

c) ten minste één van hen bedoelt deze situatie als blijvend.

Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet blijken uit de feitelijke omstandigheden. Daarvoor is niet voldoende dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning. De huwelijkse samenleving kan immers bestaan zonder dat de echtgenoten samenwonen (uitspraak van de Raad van 9 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX9932). Voor de beoordeling of mensen duurzaam gescheiden leven is verder niet van belang om welke redenen zij de huwelijkse samenleving niet (of nog niet, niet meer of niet opnieuw) hebben verbroken (uitspraken van de Raad van 2 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1277 en 3 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1093).

Verder kan in het algemeen worden aangenomen dat na het sluiten van een huwelijk betrokkenen de intentie hebben om een vorm van echtelijke samenleving aan te gaan. Dat kan ook op een andere manier dan door het voeren van een gezamenlijke huishouding. Er kan niet helemaal worden uitgesloten dat onder omstandigheden vanaf de huwelijksdatum van duurzaam gescheiden leven kan worden gesproken. Dat moet dan wel ondubbelzinnig uit de feiten en omstandigheden blijken.

Gezien het bepaalde in artikel 1, tweede lid, aanhef en onder d, van de AOW geldt dit alles evenzeer voor het aangaan van een geregistreerd partnerschap.

4.4.

Uit de stukken blijkt dat het geregistreerd partnerschap is aangegaan om de partner van appellant in de gelegenheid te stellen een boerderij te kopen met (financiële) hulp van appellant. Beide partners hebben in het formulier “onderzoek woonsituatie” verklaard een aantal malen per week (telefonisch) contact te hebben, één keer per week samen te eten en zich naar buiten toe te presenteren als vrienden. Ze zijn gezamenlijk eigenaar van de boerderij waar de partner van appellant woonachtig is en ze hebben een sleutel van elkaars woning.

4.5.

Naar het oordeel van de Raad blijkt uit de feiten en omstandigheden niet ondubbelzinnig dat appellant en zijn partner beiden afzonderlijk een eigen leven leiden als waren zij niet als partner geregistreerd. Daar doet niet aan af dat het geregistreerd partnerschap tussen appellant en zijn partner voornamelijk is ingegeven door de wens van appellant om zijn partner te helpen bij de aanschaf van de boerderij en de zaken daaromheen goed te regelen. Ook het feit dat de partner haar eigen hypotheeklasten draagt en dat zij verder de financiën gescheiden hebben, niet samenwonen, geen relatie meer hebben en dat ook niet meer willen, leidt niet tot een ander oordeel. Het samen eigenaar zijn van de boerderij, waar de partner van appellant in mag wonen en het feit dat in het testament is opgenomen dat de boerderij naar de langstlevende gaat om veilig te stellen dat de partner er na het overlijden van appellant kan blijven wonen, duidt immers zowel op een vorm van zorg als op een financiële verwevenheid. Door het financiële partnerschap kunnen appellant en zijn partner profiteren van de erfrechtelijke voordelen daarvan. Daarnaast zijn er ook nog regelmatige contacten, gezamenlijke maaltijden en het bezit van een sleutel van elkaars woning. Appellant leefde in de periode in geding niet duurzaam gescheiden van zijn partner in de zin van artikel 1, derde lid, onderdeel b, van de AOW, zodat hij voor de toepassing van die wet niet is aan te merken als ongehuwde.

4.6.

Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat de aangevallen uitspraak bevestigd zal worden.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter en A. van Gijzen en P. Fortuin als leden, in tegenwoordigheid van E.J. van der Veldt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2022.

(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum

(getekend) E.J. van der Veldt

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.