Rechtbank Rotterdam, 08-03-2016, ECLI:NL:RBROT:2016:1708, ROT 16/889 en ROT 16/387
Rechtbank Rotterdam, 08-03-2016, ECLI:NL:RBROT:2016:1708, ROT 16/889 en ROT 16/387
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 8 maart 2016
- Datum publicatie
- 8 maart 2016
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2016:1708
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2019:669, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Zaaknummer
- ROT 16/889 en ROT 16/387
Inhoudsindicatie
Eiseres is geen belanghebbende bij een besluit op grond van de Wmo 2015 tot beëindiging van een pgb voor beschermd wonen met dagbesteding. Eiseres staat in een contractuele relatie met de pgb-gerechtigde, waarvan verweerder het pgb heeft beëindigd, omdat het verstrekte pgb werd besteed door zorg in te kopen bij eiseres. Hoewel het (financieel) belang van eiseres door het primaire besluit kan worden geraakt, komen de gevolgen van deze besluiten voor eiseres eerst via deze contractuele relatie tot stand. Aldus heeft eiseres een afgeleid belang en is haar belang niet rechtstreeks bij de primaire besluiten betrokken.
Uitspraak
Team Bestuursrecht 1
zaaknummers: ROT 16/889
ROT 16/387 (hoofdzaak)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 maart 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening, tevens uitspraak in de hoofdzaak in de zaak tussen
[Stichting] , te [vestigingsplaats] , verzoekster, tevens eiseres (hierna: eiseres),
gemachtigde: mr. J. de Haan,
en
gemachtigde: C.A.M. Nusteling.
Procesverloop
Bij besluit van 15 september 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [pgb-gerechtigde] , meegedeeld dat het verstrekte persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) met ingang van 2 september 2015 is beëindigd.
Bij besluit van 18 december 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft eiseres de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2016. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, [bestuurslid 1] , bestuurslid en ex-werkneemster van eiseres, en [bestuurslid 2] bestuurslid en ex-werkneemster van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en
mr. L.H.T. Hagebols.
Overwegingen
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak op het beroep, omdat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak.
2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval de feiten en omstandigheden geen nader onderzoek vergen, zodat geen beletsel bestaat voor toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb.
3. Bij het primaire besluit is aan [pgb-gerechtigde] meegedeeld dat het aan haar toegekende pgb voor beschermd wonen, pakket 3 met dagbesteding is beëindigd, omdat zij met dit pakket verbleef in [instelling] en na onderzoek door de gemeenten is geconcludeerd dat de door eiseres geleverde zorg van onvoldoende kwaliteit is.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eiseres niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar, omdat zij niet als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb is aan te merken. Daartoe is overwogen dat uit het wettelijk kader van de Wmo volgt dat een pgb wordt verstrekt op verzoek van een cliënt, die daarmee diensten van een derden kan betrekken. De pgb’s van de cliënten zijn stopgezet omdat de zorg die eiseres biedt van onvoldoende kwaliteit is. Bij een dergelijk besluit is alleen het belang van de voormalige aanvrager rechtstreeks betrokken. Eiseres is aanbieder van de zorg die kan worden ingekocht en wordt als zodanig niet rechtstreeks geraakt door het besluit tot stopzetten van het pgb. Eiseres heeft een afgeleid belang, welke slechts gevolgen hebben via de privaatrechtelijke verhouding tussen de cliënten en eiseres. Verweerder verwijst hierbij naar rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij wel belanghebbende is omdat de beslissing feitelijk een negatieve beoordeling vormt van eiseres en de beslissing tot gevolg heeft dat eiseres geen cliënten meer kan opvangen. Eiseres lijdt hierdoor ernstige schade, waardoor een faillissement dreigt. Uit het primaire besluit, maar meer nog uit de concept beslissing op het door [pgb-gerechtigde] zelf ingediende bezwaar blijkt dat de beslissing betrekking heeft op de kwaliteit van eiseres en eiseres wil zich tegen deze punten kunnen verweren. Eiseres heeft hierbij verwezen naar een uitspraak van de Afdeling van 21 augustus 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:847). Ter zitting heeft eiseres nog een beroep gedaan op een uitspraak van de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2014:3669).
6. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Artikel 7:1, eerste lid, van de Awb bepaald dat degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen bezwaar dient te maken.
Op grond van artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Volgens vaste jurisprudentie (onder meer de uitspraken van de Afdeling van 13 januari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BK9028, en van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 2 februari 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BV5176), moet er, om van een rechtstreeks belang in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb te kunnen spreken, onder meer, een voldoende direct geraakt belang zijn. In de eis van direct geraakt belang komt tot uitdrukking dat er een voldoende causaal verband moet zijn tussen de gevolgen van het besluit en de belangen van eisers.
Eiseres staat in een contractuele relatie met [pgb-gerechtigde] (en haar andere cliënten), waarvan verweerder het pgb heeft beëindigd, omdat het verstrekte pgb werd besteed door zorg in te kopen bij eiseres. Hoewel het (financieel) belang van eiseres door het primaire besluit kan worden geraakt, komen de gevolgen van deze besluiten voor eiseres eerst via deze contractuele relatie tot stand. Aldus heeft eiseres een afgeleid belang en is haar belang niet rechtstreeks bij de primaire besluiten betrokken.
Van een vergelijkbare situatie zoals in de door eiseres aangehaalde uitspraken van de Afdeling is hier geen sprake. Allereerst is door eiseres niet aannemelijk gemaakt dat herroeping van het primaire besluit ertoe zou leiden dat [pgb-gerechtigde] wederom bij eiseres de benodigde zorg zou inkopen. De enkele stelling van eiseres is daartoe onvoldoende. Daarnaast wijst de voorzieningenrechter er op dat het primaire besluit eiseres er niet van hoeft te weerhouden om cliënten aan te nemen, alleen zal deze zorg niet kunnen worden bekostigd uit een door verweerder verstrekt pgb. Tot slot is in de hier aan de orde zijnde zaak geen sprake van een situatie dat de belangen van verzoekster bij herroeping van het primaire besluit tegengesteld zijn aan de belangen van [pgb-gerechtigde] bij de herroeping van dat besluit nu beiden met het indienen van bezwaar hebben beoogd dat het primaire besluit wordt herroepen. Het feit dat eiseres door de beëindiging van het pgb aan [pgb-gerechtigde] schade heeft geleden, maakt dit niet anders.
Gelet op het overwogene kan eiseres ten aanzien van het primaire besluit niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb worden aangemerkt, zodat verweerder haar bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter dan ook niet relevant in hoeverre verweerder het bezwaar tevens gericht had moeten achten tegen de besluiten gericht aan de andere cliënten van eiseres. Het beroep van eiseres is ongegrond. Reeds hierom bestaat er ook geen grond voor een schadevergoeding.
8. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
- -
-
verklaart het beroep ongegrond;
- -
-
wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J. van Mazijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2016.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: