Rechtbank Rotterdam, 06-07-2018, ECLI:NL:RBROT:2018:5643, ROT 18/2417
Rechtbank Rotterdam, 06-07-2018, ECLI:NL:RBROT:2018:5643, ROT 18/2417
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 6 juli 2018
- Datum publicatie
- 13 juli 2018
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2018:5643
- Zaaknummer
- ROT 18/2417
Inhoudsindicatie
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 Awb uitspraak zonder zitting, omdat het beroep wegens niet tijdig beslissen kennelijk niet-ontvankelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank maakt eiser met het indienen van de aanvragen, het instellen van rechtsmiddelen en het daarbij gedane beroep op betalingsonmacht onmiskenbaar misbruik van recht. Het betreft grotendeels herhaalde aanvragen, terwijl de Afdeling eerder heeft geoordeeld dat eiser misbruik maakt van recht (ECLI:NL:RVS:2017:3310). Omdat de rechtbank van oordeel is dat sprake is van misbruik van recht door eiser bij zijn verzoeken om ontheffing van de verplichting griffierecht te voldoen, wordt het beroep op betalingsonmacht afgewezen. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk wegens het verzuim griffierecht te voldoen.
Uitspraak
Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 18/2417
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2018 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen
en
Procesverloop
Eiser heeft bij brief van 1 mei 2018 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen door verweerster op verzoeken van 8 december 2017 en 22 januari 2018 om op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en op grond van de Wet hergebruik van overheidsinformatie (Who) informatie te ontvangen met betrekking tot 41 onderwerpen.
Eiser heeft verzocht te worden ontheven van de verplichting tot betaling van griffierecht wegens betalingsonmacht. De griffier heeft vooralsnog afgezien van het heffen van griffierecht en de definitieve beslissing daarop aangehouden.
Overwegingen
1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting, omdat het beroep wegens niet tijdig beslissen kennelijk niet-ontvankelijk is. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2. Het verzoek van 8 december 2017 heeft betrekking op de volgende onderwerpen betreffende de periode 1995 tot heden:
1. Alle interne en externe correspondentie van de Raad van Bestuur;
2. Alle interne en externe correspondentie van de Raad van Toezicht;
3. Alle interne en externe correspondentie van de cliëntenraad;
4. Alle adviezen van de cliëntenraad aan de Raad van Bestuur;
5. Alle (geanonimiseerde) rechterlijke uitspraken m.b.t. terugplaatsingen (na uithuisplaatsing en voogdij);
6. Alle documenten betreffende experimenten en pilots;
7. Alle eerder gedane Wob- en Who-verzoeken;
8. Alle documenten met betrekking tot uw voormalig directeur Jacques Bovens;
9. Alle documenten met betrekking tot uw voormalig directrice José Vermeer;
10. Alle documenten met betrekking tot uw voormalig directeur Peter Pauli;
11. Alle documenten met betrekking tot uw voormalig directeur René Meuwissen;
12. Alle documenten met betrekking tot uw voormalig directeur Vincent Schouten;
13. Alle documenten met betrekking tot uw huidige directrice Arina Kruithof;
14. Module bejegenkunde;
15. Beroepsaansprakelijkheid medewerkers;
16. Hoe ouders en kinderen bij ondertoezichtstelling, uithuisplaatsing en voogdij geïnformeerd worden;
17. Jeugd en opvoedhulp;
18. Rol gedragsdeskundige / gedragswetenschapper;
19. Alle hardware;
20. Alle software;
21. Jaarrekeningen en jaarverslagen 2014, 2015 en 2016.
In de begeleidende brief heeft eiser voorts gesteld dat verweerder in gebreke is hem kwartaalrapportages te doen toekomen op de door eiser verstrekte USB-stick.
3. Het verzoek van 22 januari 2018 heeft betrekking op de volgende onderwerpen betreffende de periode 1995 tot heden (met tussen de haakjes de
vindplaats in de meest recente modelovereenkomst, uit 2017):
1. Offertes (overwegingen);
2. Aanbestedingsdocumenten (art. 1.1e);
3. Dispuut(resolutie) (art. 1.1o);
4. Leveringsopdrachten (art. 1.1c);
5. Productievolumes en -plafond (art. 1.lhh-ii);
6. Samenwerkingsinstrurnent Sluitende Aanpak (art 1.lkk);
7. Social return (art 1.111n en art. 3.15);
8. Alle documenten welke deel zijn van de raamovereenkomst (art. 1.4);
9. Integrale Leveringsopdracht (art. 2.3);
10. Zorg Bemiddelings Team (ZBT) (art. 2.10);
11. Bevoegdheidsverdeling van de bedrijfsvoering (art. 3.2.1);
12. Functionerend kwaliteitssysteem (art. 3.3);
13. Medezeggenschap (art. 3.4);
14. Onafhankelijke commissie van vertrouwenslieden (art. 3.5);
15. Het in-, door- en uitstroombeleid voor het personeel (art. 3.6.3);
16. Samenwerkingsconvenant SISA (SIgnaleren en SAmenwerken) (art. 3.13);
17. Informatievoorziening aan jeugdige/ouder(s) (art. 4.2);
18. Informatievoorziening, met name de prestaties en kwaliteit (art. 4.3);
19. Monitoring en sturing, onder meer de Kritische Prestatie Indicatoren (KPI’s),
signalen en het stoplichtmodel (art. 6.1);
20. Tarieven (art. 7).
4. In artikel 8:41, eerste lid, van de Awb is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift door de griffier een griffierecht wordt geheven. In het zesde lid is bepaald dat het beroep niet-ontvankelijk is indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Op grond van artikel 3:13, gelezen in verbinding met artikel 3:15, van het Burgerlijk Wetboek kan de bevoegdheid om bij de bestuursrechter beroep in te stellen niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Gelet op eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 12 oktober 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2730) en 21 oktober 2016 (zaaknummers 20150841/2/A3 en 201509229/2/A3) dient de rechtbank bij de beoordeling van de beroepen op betalingsonmacht de vraag te betrekken of sprake is van misbruik van recht door eiser nadat een of meermaals een dergelijk beroep is gehonoreerd, zoals bij eiser is gebeurd in uitspraken van de rechtbank van 8 september 2017 (waaronder ECLI:NL:RBROT:2017:6918).
5. Naar het oordeel van de rechtbank maakt eiser met het indienen van de aanvraag van 8 december 2017, het instellen van rechtsmiddelen en het daarbij gedane beroep op betalingsonmacht onmiskenbaar misbruik van recht. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiser eerder aanvragen die grotendeels identiek zijn aan de aanvraag van 8 december 2017 bij verweerster heeft ingediend en beroep heeft ingesteld wegens niet tijdig beslissen en dat de Afdeling in haar uitspraak van 6 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3310) in het hoger beroep heeft geoordeeld dat eiser misbruik maakt van recht. Omdat in die zaken het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard wegens misbruik van recht, geldt naar het oordeel van de rechtbank dat het herhaalde verzoek om dezelfde informatie en het instellen van rechtsmiddelen in dat verband evenzeer getuigen van misbruik van recht. Daar komt bij dat verweerder bij besluit van 21 december 2017 het verzoek van 8 december 2017 heeft afgewezen. Bij dat besluit is voorts opgemerkt dat eiser op 14 december 2017 heeft geweigerd de voornoemde USB-stick in ontvangst te nemen.
6. Naar het oordeel van de rechtbank maakt eiser met het indienen van de aanvraag van 22 januari 2018, het instellen van rechtsmiddelen en het daarbij gedane beroep op betalingsonmacht eveneens onmiskenbaar misbruik van recht. De rechtbank neemt in dit verband in aanmerking dat de vele onderwerpen waarop het informatieverzoek inzake de modelovereenkomst ziet nauwe samenhang vertonen met onderwerpen waarover eiser eerder en herhaaldelijk verzoeken bij verweerster heeft gedaan. Niet alleen de Afdeling heeft in haar voornoemde uitspraak van 6 december 2017 geoordeeld dat eiser misbruik maakt van recht, maar ook de rechtbank heeft dit geoordeeld in vergelijkbare zaken van eiser tegen verweerster in haar uitspraken van 8 september 2017 (ECLI:NL:RBROT:2017:6995) en 3 mei 2018 (ECLI:NL:RBROT:2018:3394). In deze uitspraken heeft de rechtbank overwogen dat uit de handelwijze van eiser niet blijkt dat het hem er daadwerkelijk om te doen is de verzochte informatie te verkrijgen, mede omdat hij geen inhoudelijke gronden aanvoert tegen de besluiten van verweerster, en dat eiser het er blijkbaar slechts om te doen is dwangsommen of proceskosten te incasseren of verweerster dwars te zitten. Daar komt bij dat verweerster eiser bij brieven van 8 en 28 februari 2018 heeft verzocht een kopie van de door eiser van de gemeente Rotterdam ontvangen model raamovereenkomst in het kader van jeugdhulp aan verweerster te zenden, zodat zij over hetzelfde stuk kan beschikken, alsmede om een nadere toelichting op zijn informatieverzoek en dat eiser niet heeft gereageerd op die brieven.
7. Omdat de rechtbank van oordeel is dat sprake is van misbruik van recht door eiser bij zijn verzoeken om verlaging, uitstel dan wel ontheffing van de verplichting griffierecht te voldoen, wordt het beroep op betalingsonmacht afgewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding eiser een nadere termijn te geven om alsnog het verschuldigde griffierecht te voldoen. Het beroep zou immers ook dan (in ieder geval) wegens misbruik van recht niet-ontvankelijk zijn. De rechtbank zal daarom het beroep wegens niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaren.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Stijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: