Parket bij de Hoge Raad, 31-03-2009, BG3458, 01623/07
Parket bij de Hoge Raad, 31-03-2009, BG3458, 01623/07
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 31 maart 2009
- Datum publicatie
- 1 april 2009
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2009:BG3458
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BG3458
- Zaaknummer
- 01623/07
Inhoudsindicatie
N-o-verklaring in hoger beroep. Ex art. 449 en 450 Sv kan namens een verdachte slechts h.b. worden ingesteld door een verklaring op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gegeven, af te leggen: a. door een advocaat, indien deze verklaart daartoe door verdachte bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd, of b. door iemand die bij een door verdachte zelf gegeven bijzondere volmacht daartoe schriftelijk gevolmachtigd is. Nu het namens verdachte ingestelde h.b., gelet op hetgeen het Hof omtrent de wijze van instellen heeft vastgesteld, o.m. inhoudende dat de gevolmachtigde niet ter griffie is verschenen voor het instellen van het beroep, niet aan één van deze voorwaarden voldoet, heeft het Hof verdachte terecht niet-ontvankelijk verklaard in dat beroep.
Conclusie
Nr. 01623/07
Mr. Schipper
Zitting: 23 december 2008
Aanvullende Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Ter zitting van 4 november 2008 concludeerde ik tot niet-ontvankelijk verklaring van de verdachte in zijn cassatieberoep omdat het namens de verdachte ingestelde beroep in cassatie naar mijn inzicht niet aan één van de voorschriften voldeed die de wijze van aanwenden van een gewoon rechtsmiddel regelen.
2. De Hoge Raad heeft bij tussenarrest van 16 december 2008 overwogen dat uit niets blijkt dat de griffier die de "akte cassatie" heeft opgemaakt, de in die akte genoemde comparant heeft meegedeeld dat de door hem overgelegde "volmacht" niet kan worden aangemerkt als een bijzondere schriftelijke volmacht in de zin van art. 450, eerste lid aanhef en sub b, Sv, en het ervoor gehouden dat de omstandigheid dat het beroep in cassatie niet is ingesteld op de bij de wet voorziene wijze, het gevolg is van een niet aan de verdachte toe te rekenen ambtelijk verzuim. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verdachte in zijn beroep kan worden ontvangen en de zaak naar de rol verwezen om mij alsnog in de gelegenheid te stellen mij uit te laten over het middel.
3. Het middel behelst de klacht dat het Hof de verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep.
4. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 29 januari 2007 houdt -voorzover hier van belang- het volgende in:
"De verdachte [verdachte] (...) is niet verschenen.
Ter terechtzitting is wel verschenen [betrokkene 1], wonende te [woonplaats], [a-straat 1].
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het hof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de zaak zal worden voortgegaan.
De voorzitter stelt, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 24 juni 2003, genummerd LJN AF8528, de ontvankelijkheid van het hoger beroep aan de orde nu er sprake lijkt te zijn van een dubbele schriftelijke volmacht en geeft het woord aan de advocaat-generaal teneinde zich uit te laten over de vraag of de volmacht van verdachte opgevat dient te worden als een bijzondere schriftelijke volmacht.
De advocaat-generaal merkt op -zakelijk weergegeven-:
De onderliggende machtiging van verdachte betreft een algemene machtiging. Dat is mijns inziens niet voldoende. Er is geen sprake van een duidelijke bedoeling van verdachte. Uit de volmacht blijkt niet dat verdachte met betrekking tot onderliggende zaak hoger beroep heeft willen instellen en de volmacht kan derhalve niet opgevat worden als een bijzondere schriftelijke volmacht.
[Betrokkene 1] merkt op -zakelijk weergegeven-:
Verdachte is een zogenaamde "spagaat-asielzoeker". Hij is uitgeprocedeerd maar wordt niet uitgewezen. Ik probeer een verblijfsvergunning voor hem te regelen. Hij verblijft momenteel in België. U houdt mij voor dat, ook in het geval de onderhavige algemene volmacht opgevat zou worden als een bijzondere volmacht, ik persoonlijk ter griffie had dienen te verschijnen teneinde als schriftelijk gemachtigde namens verdachte hoger beroep in te kunnen stellen. Bij mijn weten was dat niet nodig. Ik heb hierover contact gehad met de griffier van de rechtbank. Ook in overige contacten, onder andere met een griffiemedewerkster van de rechtbank en een medewerker van de vreemdelingenpolitie, is dit niet naar voren gebracht.
De voorzitter deelt mee dat het hof ervan uit gaat dat de gedane mededelingen algemene mededelingen betreffen ten aanzien van het instellen van hoger beroep en dat er geen specifieke mededelingen met betrekking tot onderhavige zaak gedaan zijn. Vervolgens deelt de voorzitter mee dat een algemene volmacht om verdachte te vertegenwoordigen niet voldoende is en dat uit de stukken geen concrete wens naar voren komt om in het onderhavige geval in hoger beroep te komen. De wet vereist een bijzondere schriftelijke volmacht. Om hoger beroep in te stellen had verdachte de griffie hiertoe kunnen machtigen.
(...)"
5. Het Hof heeft in de bestreden uitspraak met betrekking tot de ontvankelijkheid van verdachtes hoger beroep het volgende overwogen:
"Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De akte aanwenden rechtsmiddel houdt, voor zover van belang, het volgende in:
"Op 31 juli 2006 kwam ter griffie van voormelde rechtbank (het hof begrijpt: rechtbank Almelo), [betrokkene 2], griffier werkzaam ter griffie van voormelde rechtbank, die - daartoe gemachtigd blijkens de aan deze akte gehechte volmacht - verklaarde namens
Naam [achternaam verdachte]
Voornamen [voornaam verdachte]
Geboren [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats]
Wonende te [woonplaats]
Adres [a-straat 1]
Beroep in te stellen tegen het eindvonnis d.d. 16 december(1) alsmede tegen alle ter terechtzitting genomen beslissingen."
Aan deze akte zijn twee faxberichten gehecht. In de bovenste regel van beide berichten is opgenomen: "[...]".
Het eerste faxbericht is getiteld "Beroepschrift" en luidt onder meer als volgt: "Namens [verdachte] te [woonplaats], waarvan ik zijn Machtiging hierbij insluit, wil ik in beroep gaan tegen de volgende besluiten (...):
Parketnummer S401 87 65 47, vonnisdatum 16-12-2005.
Parketnummer 08-73 1760-05, vonnisdatum 10-02-2006.
(...)
Getekend te [plaats], 27 juli 2006 door de gemachtigde van [verdachte], [betrokkene 1] [a-straat 1], [woonplaats]".
Het tweede faxbericht luidt, voor zover van belang, als volgt:
"Volmacht
Hierbij machtig ik [betrokkene 1], wonende [a-straat 1] te [woonplaats], mij te vertegenwoordigen en als mijn belangenbehartiger op te treden, in het contact met alle instanties en personen die voor mij van belang zijn.
Ik machtig hem met name ook om namens mij op treden bij alle zaken in het kader van mijn asielverzoek en verzoek tot verblijf in Nederland en mij daarbij in rechte te vertegenwoordigen.
Deze machtiging geldt tevens voor het opvragen en beheren van mijn juridische dossier en het opvragen van mijn gegevens en documenten. (...)
Getekend te [plaats] op 26 juni 2006 door [verdachte], geb. [geboortedatum] 1972, [a-straat] [woonplaats]".
Ingevolge de artikelen 449, eerste lid, en 450, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering kan namens de verdachte hoger beroep worden ingesteld door een verklaring op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gewezen, af te leggen door een bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde. Dat brengt mee dat vorenbedoelde verklaring dient te worden afgelegd door iemand die daartoe door de verdachte zelf is gemachtigd.
Aangezien uit het hiervoor weergegevene niet blijkt dat [betrokkene 2] bij een tijdig door de verdachte zelf gegeven bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd om namens hem hoger beroep in te stellen, kan de verdachte niet in dat beroep worden ontvangen."
6. De voorschriften die de wijze van aanwenden van een gewoon rechtsmiddel regelen zijn opgenomen in art. 449 ev. Sv. Hoger beroep kan worden ingesteld door het afleggen van een mondelinge verklaring ter griffie door (a) de verdachte zelf (zie art. 449 lid 1 Sv), (b) door de raadsman die daartoe door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd (art. 450 lid 1, onder a, Sv), of (c) door iemand die door de verdachte daartoe schriftelijk is gevolmachtigd (art. 450 lid 1, onder b, Sv).(2)
7. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 29 januari 2007, alwaar de belangenbehartiger van de verdachte, [betrokkene 1] aanwezig was, houdt in dat zowel de advocaat-generaal als de voorzitter van de strafkamer van het Hof hebben uitgelegd dat voor het aanwenden van het rechtsmiddel hoger beroep namens de verdachte door [betrokkene 1] de door de verdachte afgegeven algemene volmacht niet voldoende is maar dat de wet een bijzondere volmacht voorschrijft. Ook in de bestreden uitspraak van 29 januari 2007 heeft het Hof onder aanhaling van de algemene wettelijke voorschriften over het aanwenden van rechtsmiddelen met zoveel woorden tot uitdrukking gebracht dat namens de verdachte hoger beroep kan worden ingesteld door een verklaring af te leggen door een bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde. Toch heeft [betrokkene 1] met gebruikmaking van dezelfde algemene volmacht op 7 februari 2007 beroep in cassatie ingesteld.
8. Tegen deze achtergrond is het opmerkelijk dat de Hoge Raad heeft geoordeeld dat het ervoor moet worden gehouden dat de omstandigheid dat het beroep in cassatie niet is ingesteld op de bij de wet voorziene wijze het gevolg is van een niet aan de verdachte toe te rekenen ambtelijk verzuim van de griffier die de akte heeft opgemaakt. De vraag rijst of hieruit moet worden opgemaakt dat de Hoge Raad strengere eisen stelt en in alle gevallen waarin de griffier de comparant niet wijst op een mogelijk gebrek in de volmacht daaraan zonder meer het rechtsgevolg verbindt dat dit gebrek niet aan de verdachte is toe te rekenen. Vooralsnog ga ik ervan uit dat dit niet het geval is. Ik zal het middel dan ook bespreken met als uitgangspunt dat de bestaande jurisprudentie onverkort van toepassing is.(3)
9. In het onderhavige geval heeft [betrokkene 1], de belangenbehartiger van de verdachte, per fax van 27 juli 2006, ingekomen ter griffie van de Rechtbank te Almelo op 31 juli 2006, verklaard namens de verdachte hoger beroep in te willen instellen. Blijkens de Akte aanwenden rechtsmiddel is een ambtenaar van de griffie verschenen ter griffie, die 'daartoe gemachtigd was blijkens de aan deze akte gehechte volmacht', en die verklaart appel in te stellen. Blijkens het faxbericht van 27 juli 2006, met als titel: "Volmacht", heeft de verdachte verklaard dat hij [betrokkene 1] (en dus niet de griffieambtenaar, zoals de akte doet voorkomen) heeft gemachtigd om namens hem op te treden bij alle zaken in het kader van zijn asielverzoek en hem daarbij in rechte te vertegenwoordigen. Het middel faalt aldus reeds op de grond dat vorenbedoelde verklaring dient te worden afgelegd door iemand die daartoe door de verdachte zelf is gemachtigd.(4) Ten overvloede wil ik hierbij nog opmerken dat al zou het faxbericht van 27 juli 2006, met als titel: "Volmacht", opgevat worden als een bijzondere volmacht, [betrokkene 1] die namens de verdachte hoger beroep wilde instellen, persoonlijk ter griffie had moeten verschijnen.(5)
Gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad heeft het Hof de verdachte op de juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep.
10. In de toelichting op het middel wordt nog verwezen naar een tweetal arresten van de Hoge Raad, te weten het arrest van de HR van 21 maart 2006, LJN AV1165 (nr: 03371/04), en van 21 januari 2003, LJN AF1597 (nr: 02339/01). Mijns inziens zijn de feiten en omstandigheden in die zaken niet vergelijkbaar met de onderhavige zaak, reeds gelet op het feit dat in beide aangehaalde arresten een schrijven van de verdachte zelf, ingekomen ter griffie, aan de orde was, terwijl in casu het schrijven afkomstig was van een gemachtigde van de verdachte.
11. Voor zover het middel steunt op de opvatting dat de griffiemedewerker na ontvangst van het faxbericht van [betrokkene 1] contact had moeten opnemen met laatstgenoemde teneinde hem mede te delen dat de machtiging waarvan hij gebruik maakte niet voldeed aan de vereiste bijzondere machtiging, vindt het geen steun in het recht.(6) Van een verschoonbare termijnoverschrijding welke het gevolg is van handelen of nalaten van de overheid, zoals door de steller van het middel is betoogd, is dan ook geenszins sprake.
12. Het middel faalt.
13. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Dit lijkt mij een kennelijke verschrijving van het Hof, bedoeld wordt het eindvonnis van de Kantonrechter van 10 februari 2006. In het niet uitgewerkte Aantekening van het mondeling arrest is de datum wel goed opgenomen.
2 Zie HR 30 januari 2001, NJ 2001, 293, m.nt. JdH.
3 Zie o.a. HR 24 juni 2003, LJN AF8529; HR 4 december 2007, LJN BB7055 en HR 27 maart 2007, LJN AZ7748. In al deze gevallen was sprake van een als gemachtigde comparerende griffieambtenaar terwijl er gebreken kleefden aan de volmachten.
4 Vgl. o.a. HR 24 juni 2003, LJN AF8529 (nr. 01091/02J), HR 24 juni 2003, LJN AF8528 (nr. 01090/02J), HR 27 maart 2007, LJN AZ7748 (nr. 01634/06) en HR 6 januari 1998, NJ 1998, 389. In voornoemde zaken was het beroep in cassatie niet rechtsgeldig ingesteld.
5 Zie o.a. HR 30 januari 2001, NJ 2001, 293, m.nt. JdH.
6 Zie de in noot 3 genoemde jurisprudentie.
Nr. 01623/07
Mr. Schipper
Zitting: 4 november 2008
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. De enkelvoudige kamer voor strafzaken van het Gerechtshof te Arnhem heeft bij arrest van 29 januari 2007 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen een bij verstek gewezen vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Almelo van 10 februari 2006, waarbij verdachte ter zake van "door het bevoegd gezag naar zijn naam gevraagd, een valse naam opgegeven" is veroordeeld tot een geldboete van € 145,- subsidiair twee dagen hechtenis.
2. Namens de verdachte heeft [betrokkene 1] cassatie ingesteld. Mr. U. Ugur, advocaat te Almelo, heeft een schriftuur ingezonden houdende één middel van cassatie. Deze zaak hangt samen met een andere zaak van de verdachte, met nr. 01622/07, waarin ik vandaag eveneens concludeer.
3. De Hoge Raad zal op grond van het navolgende aan de behandeling van het middel niet kunnen toekomen. De voorschriften die de wijze van aanwenden van een gewoon rechtsmiddel regelen zijn opgenomen in art. 449 ev. Sv. Een rechtsmiddel kan worden ingesteld door het afleggen van een mondelinge verklaring ter griffie door (a) de verdachte zelf (zie art. 449 lid 1 Sv), (b) door de raadsman die daartoe door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd (art. 450 lid 1, onder a, Sv), of (c) door iemand die door de verdachte daartoe bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd (art. 450 lid 1, onder b, Sv). (1)
4. Bij de stukken van het geding bevindt zich een "Akte Cassatie" die -voor zover van belang- het volgende inhoudt:
"Heden, 7 februari 2007, verscheen ter griffie van het Gerechtshof te Arnhem:
[betrokkene 1], wonende aan de [a-straat 1] te [woonplaats],
blijkens de aan deze akte gehechte bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde van
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum] 1972,
wonende te [woonplaats], [a-straat 1],
die verklaarde beroep in cassatie in te stellen tegen het arrest d.d. 29 januari 2007, alsmede tegen alle ter terechtzitting genomen beslissingen, onder parketnummer 21-003238-06 door dit hof gewezen (...).
Waarvan akte, door de comparant en de griffier getekend."
5. Aan vorenbedoelde akte is een fotokopie van een stuk gehecht, getiteld "Volmacht" met, voor zover van belang, de volgende inhoud:
"Hierbij machtig ik [betrokkene 1], wonende [a-straat 1] te [woonplaats], mij te vertegenwoordigen en als mijn belangenbehartiger op te treden, in het contact met alle instanties en personen die voor mij van belang zijn.
Ik machtig hem met name ook om namens mij op treden bij alle zaken in het kader van mijn asielverzoek en verzoek tot verblijf in Nederland en mij daarbij in rechte te vertegenwoordigen.
Deze machtiging geldt tevens voor het opvragen en beheren van mijn juridische dossier en het opvragen van mijn gegevens en documenten. (...)
Getekend te [plaats] op 26 juni 2006 door [verdachte], geb. [geboortedatum] 1972, [a-straat] [woonplaats]."
6. In het onderhavige geval is [betrokkene 1], de belangenbehartiger van de verdachte, op 7 februari 2007 ter griffie van het Gerechtshof te Arnhem verschenen en hij heeft verklaard namens de verdachte cassatie te willen instellen. Echter, de aan de "Akte Cassatie" gehechte fotokopie van een volmacht kan niet worden aangemerkt als een bijzondere volmacht van de verdachte om namens hem beroep in cassatie tegen bovenvermeld arrest van het Hof in te stellen. Bij gebreke van een dergelijk stuk was [betrokkene 1] niet bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigd om namens de verdachte het rechtsmiddel van beroep in cassatie aan te wenden, als bedoeld in art. 450 lid 1, onder b, Sv.
7. Nu het namens de verdachte ingestelde beroep in cassatie, gelet op het hiervoor onder 3 weergegevene, niet aan één van deze voorwaarden voldoet, dient de verdachte niet-ontvankelijk te worden verklaard in dat beroep.
8. Deze conclusie strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van de verdachte in zijn cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Zie HR 30 januari 2001, NJ 2001, 293, m.nt. JdH.